zinnen 2

Question 1

In juli/augustus waren we een week/twee weken/tien dagen op vakantie.

Answer 1

Im Juli/August waren wir eine Woche/zwei Wochen/zehn Tagen im Urlaub

Question 2

Ik heb mijn vakantie thuis doorgebracht.

Answer 2

Ich habe meine Ferien zu Hause verbracht.

Question 3

We zijn met de auto/trein/bus naar Spanje gegaan

Answer 3

Wir sind mit dem Auto/Zug/Bus nach Spanien gefahren.

Question 4

Ik ben met het vliegtuig naar Griekenland gevlogen.

Answer 4

Ich bin miet dem Flugzeug nach Griechenland geflogen.

Question 5

We hebben in een hotel/appartement/tent geslapen.

Answer 5

Wir haben in einem Hotel/einem Appartement/einem Zelt geschlafen.

Question 6

Ik heb veel gezwommen en ik heb veel gefietst.

Answer 6

Ich bin viel geschwommen und ich bin viel Rad gefahren.

Question 7

Mijn vakantie was heel leuk/saai.

Answer 7

Meine Ferien waren sehr schön/langweilig.

Question 8

Wandelen/Zeilen vond ik leuk.

Answer 8

Das Wandern/Segeln hat mir SpaB gemacht.

Question 9

Vandaag vertel ik iets over mijn zomervakantie.

Answer 9

Heute erzähle ich etwas üben meine Sommerferien.

Question 10

Dit was mijn presentatie.

Answer 10

Das war meine Präsentation.

Question 11

Hebben jullie nog vragen?

Answer 11

Habt ihr noch Fragen?