zinnen Flashcards

1
Q

hoe gaat het eigenlijk met jou ?

A

wie geht es eigentlich mit dir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beterschap

A

gute besserung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe is het met jens

A

wie geht es mit jens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe is het gebeurd

A

wie ist es passiert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

goed ik heb sinds gisteren geen kiespijn meer

A

Es geht gut , ich habe seit Gestern Kein Zahnschmerzen mehr .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het gaat niet goed , in ben verkouden en heb het heet

A

Es geht mir nicht gut, ich bin erkalten und habe es heiß

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bedankt

A

danke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

niet goed, hij is gewond geraakt

A

Nicht gut, es ist verletzt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vandaag tijdens het biologie practicum, heeft hij zich In zijn vinger gesneden, hoe gaat het met jou

A

Heute Während Biologie praktikum , er hat sich im
Finger geschnitten
Wie geht es mit dir?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly