Ziekte en verwondingen Flashcards
1
Q
(to) cut
A
Snijden
2
Q
(To) faint
A
Flauwvallen
3
Q
(To) feel sick
A
(Zich) misselijk voelen
4
Q
(To) slip
A
(Uit)glijden
5
Q
(To) throw up
A
Overgeven
6
Q
(To) be ill
A
Ziek zijn
7
Q
(To) bleed
A
Bloeden
8
Q
(To) bump
A
Stoten
9
Q
(To) burn
A
(Ver)branden
10
Q
(To) cough
A
Hoesten