Z-A (soc, demo, eco + pol) Flashcards

1
Q

Bevolkingsdruk

A

De spanning tussen de omvang van de bevolking en de bestaansmogelijkheden in een gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bevolkingsparticipatie

A

Proces waarbij de bevolking betrokken wordt bij de politieke besluitvorming in een gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cash crops

A

Agrarische producten die verbouwd worden om te verhandelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cliëntelisme

A

Het verlenen van voorrechten door dominante bevolkingsgroepen aan hun eigen bevolkingsgroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De-agrarisatie

A

Het afnemende belang van de landbouw in de economie van een gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Demografische druk

A

De verhouding tussen de werkende leeftijdsgroep en de niet-werkende leeftijdsgroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Duale economie

A

Het naast elkaar bestaan van een traditionele en moderne sector in de economie van een gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ertsen

A

Gesteenten en mineralen waar mensen nuttige stoffen uit kunnen halen / die positief aan de economie bijdragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Exportvalorisatie

A

Bewerking van producten vóór de export, zodat de waarde stijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geografisch beeld

A

Beeld van een ruimtelijke verschijnsel gebaseerd op geografische feiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gini-coëfficiënt

A

Getal tussen 0 en 1 om de inkomensongelijkheid in een samenleving uit te drukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Handelsbalans

A

Het verschil tussen de inkomsten uit export en de uitgaven aan import.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Import- en exportpakket

A

Samenstelling van het totale pakket aan goederen en diensten dat een land in- en uitvoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Importsubstitutie

A

De investering in de binnenlandse industrie om de import te vervangen. Vaak in combinatie met hogere importheffingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Informal city

A

Deel van de stad dat geen onderdeel uitmaakt van de geplande stedelijke ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Informele sector

A

Economische sector waarin mensen werk doen dat niet-officieel wordt uitgevoerd, dus zonder contract en zonder belasting te betalen.

17
Q

Landgrab/Landroof

A

Aankoop of huur van grond door buitenlandse overheden en MNO’s om grootschalige, commerciële landbouw te bedrijven ten koste van de bestaanszekerheid van de lokale bevolking.

18
Q

Latifundia

A

Grootschalige landbouw.

19
Q

Lorenzcurve

A

Grafiek die weergeeft in hoeverre het inkomen van een land gelijk verdeeld is over de bevolking.

20
Q

Mental map

A

Beeld van gebieden en verschijnselen gebaseerd op perceptie, stereotypes en aannames.

21
Q

Mestizering

A

Proces in Z-A waarbij de de Z-A bevolking met een gemengde afkomst toeneemt.

22
Q

Natuurlijke bevolkingsgroei

A

Het verschil tussen de geboorte en sterfte.

23
Q

Neoliberalisme

A

Afname van …
1. handels-beperkingen.
2. de rol van de staat.
3. regels binnen de economie en geldmarkt.

24
Q

Populisme

A

Manier van politiek voeren waarbij politici benadrukken dat ze voor het volk op willen komen.

25
Q

Sociale bevolkingsgroei

A

Het verschil tussen emigratie en immigratie van mensen naar en uit een gebied.

26
Q

Tertiairisering

A

Het toenemende belang van de dienstensector in de economie van een gebied.

27
Q

UNASUR

A

Unie van Zuid-Amerikaanse naties, waarbinnen 12 landen met elkaar samenwerken.

28
Q

Elite macht houdt en sociale segregatie blijft bestaan door …

A

Combinatie van cliëntelisme, corruptie en bureaucratie.

29
Q

Waterkrachtcentrale

A

Een constructie waarbij elektriciteit wordt opgewerkt met stromend water.

30
Q

Waterkrachtcentrale (voordeel)

A

Een stuwdam produceert geen broeikasgassen bij het opwekken van energie.

31
Q

Waterkrachtcentrale (nadelen)

A
  1. Mensen raken hun land kwijt.
  2. Door de blokkade van stuwdammen is er in de benedenloop van de rivier minder vruchtbaar slib beschikbaar.
  3. Door de blokkade van stuwdammen wordt er minder voedsel aangevoerd voor vissen.
  4. Voor het aanleggen van de dammen moeten grote oppervlakten Amazonewoud worden gekapt.
32
Q

Zuid-zuidinvesteringen

A

Investeringen tussen perifere en semi-perifere landen

33
Q

Blokvorming

A

Z-A landen werken samen om economische en politieke doelen te realiseren + om sterker te staan in de mondiale politiek.