Z-A (fysisch) Flashcards

1
Q

Diepzeetrog

A

Langgerekte diepte in de oceaan, parallel aan de convergente plaatgrens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

El NiΓ±o

A

Periodiek optredende stijging van de zeewatertemperatuur voor de kust van Peru, met wereldwijd veranderende weerpatronen tot gevolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoogland/Hoogvlakte

A

Hooggelegen gebied (> 500 meter) met relatief weinig reliΓ«f.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoogtezone

A

Aaneengesloten gebied van min of meer dezelfde hoogte ten opzichte van de zeespiegel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Caatinga

A

Doornstruiksavanne; savannegebied waar vooral doornstruiken groeiend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cerrado

A

Boomsavanne; savannegebied waar relatief veel bomen groeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gematigde zone

A

De landschapszone in het gebied van het Cf- en Df-klimaat met zomergroen loofbos als natuurlijke plantengroei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Llanos

A

Grassavanne; savannegebied waar vooral grassoorten groeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Mangrove

A

Bosgebied in de tropen dat door de getijdenwerking (eb en vloed) regelmatig overstroomt met zout water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Pampa

A

Vochtig grasland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Passaat

A

Constant waaiende winden van het subtropisch hogedrukgebied rond de 30 breedte naar de ITCZ rond de evenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Savanne

A

Tropisch gebied waar grasland en bos afwisselen. De begroeiingsdichtheid is lager dan die in het tropisch regenwoud doordat er een periode in het jaar weinig neerslag valt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Schild

A

Groot oud plateau op een continent en bestaat uit zeer oude gesteenten. Gebied waar geen tectonische activiteit plaats heeft gevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Selva/Tropisch regenwoud

A

Bosgebied in de tropen met een zeer hoge biodiversiteit en begroeiingsdichtheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Steppe

A

Grasland met weinig neerslag en spaarzame vegetatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tropisch laagland

A

Gebied in de tropen met een max. hoogte van 200 meter.

17
Q

Stratovulkanen die minder vaak uitbarsten en minder explosief zijn?

A

Doordat het soort magma, die bij stolling het gesteente andesiet vormt, relatief vloeibaar is en weinig gassen bevat.

18
Q

Andes ontstaan

A

Door de oostwaarts gerichte vlakke subductie van de Nazca plaat onder de Z-A plaat werd de westkust sterk geplooid met uitzonderlijke hoge toppen.

19
Q

Eilandvorming

A
  1. Subductie 2 o-platen.
  2. Plaat smelt in de diepte en vormt onderwatervulkanen.
  3. Magma stolt keer op keer en breekt plaat bij opkomst.
  4. Vormt na een tijdje een eiland.
19
Q

Ertsvorming: ijzererts

A

Komt door sedimentatie van samengedrukt marien sediment in de oude schilden.

19
Q

Ertsvorming: bauxiet

A

Door uitspoeling; veel neerslag in een Af-klimaat, wat leidt tot chemische verwering van gesteenten. Door het enorme neerslagoverschot spoelen alle goed oplosbare mineralen uit, waardoor er latosol met een hoge concentratie aan minder goed oplosbare mineralen overblijft (onder andere bauxiet).

20
Q

Ertsvorming: goud/zilver/lood/koper

A

Afkoeling in magmahaarden; bij het afkoelen en stollen van het magma met elk hun eigen smeltpunt ontstaat in de magmahaard horizontale lagen van elementen met hetzelfde smeltpunt. Uiteindelijk blijft er de restsmelt over.
Ertsen kunnen door hoge gasdruk in breuken terechtkomen en daar stollen, wat ertsaders vormen, wat tot grootschalige mijnbouw leidt. (veel voor) / Mineralen kunnen ook door rivieren mee worden genomen en in de benedenloop samen met andere riviersediment worden afgezet. (weinig voor)

21
Q

Ertsaders

A

Langgerekte afzettingen met hoge concentraties van ertsen.