woordsjes kapitel 19 (2) Flashcards
1
Q
het onderwijs
A
der Unterricht
2
Q
de kleuterschool
A
der Kindergarten
3
Q
de basisschool
A
die Grundschule
4
Q
de havo
A
die Realschule
5
Q
het vmbo
A
die Hauptschule
6
Q
het vwo
A
das Gymnasium
7
Q
de leerling
A
der Schüler
8
Q
het lesrooster
A
der Stundenplan
9
Q
het vak
A
das Fach
10
Q
de wiskunde
A
die Mathematik
11
Q
de natuurkunde
A
die Physik
12
Q
de geschiedenis
A
die Geschichte
13
Q
de opdracht
A
die aufgabe
14
Q
de oefening
A
die Übung
15
Q
de formule
A
die formel
16
Q
de som
A
die Summe
17
Q
het opstel
A
der Aufsatz
18
Q
het voorbeeld
A
das Beispiel
19
Q
de kennis
A
das Wissen
20
Q
het rapport
A
das Zeugnis
21
Q
het schoolbord
A
die Tafel
22
Q
begrijpen
A
verstehen
23
Q
bijbrengen, leren
A
beibringen
24
Q
berekenen
A
betechnen
25
meedoen
mitmachen
26
onthouden
sich merken
27
eenvoudig
einfach
28
moeilijk
schwierig
