woordjes h2 - h8 Flashcards
deus
god
est
is
esse
zijn
olympus
de olympus
habitat
woont
habitare
wonen
rex, reges
koning
et
en
sunt
zijn
frater, fratres
broer
non
niet
semper
altijd
saepe
vaak
ibi
daar
tartarus
de tartarus
vivit
hij/ zij leeft
vivere
leven
terra
aarde
locus
plaats
obscurus
donker
nox, noctes
nacht
umbra
schim
huc
hierheen
veniunt
zij komen
venire
komen
hic
hier
dea
godin
soror, sorores
zuster
uxor, uxores
vrouw, echtgenote
quoque
ook
mater, matres
moeder
pater, patres
vader
filia
dochter
insula
eiland
ubi
waar
silva
bos
florent
zij bloeien
florere
bloeien
flos, flores
bloem
puella
meisje
ludit
hij/ zij speelt
ludere
spelen
per
over, door… heen
errare
rondzwerven, dwalen
explorare
onderzoeken, inspecteren
quattuor
vier
equus
paard
trahere
trekken
ecce
kijk
amica
vriendin
approprinquare
naderen
intrare
binnenkomen
legere
verzamelen
ridere
lachen
audire
horen
videre
zien
statim
meteen
amare
verliefd zijn
fugere
vluchten
temptare
proberen
sed
maar
in
in/ naar
ex-clamare
uitroepen
servare
redden
rapere
roven
audere
durven
enim
want, immers
timere
vrezen, bang zijn voor
deinde
vervolgens
aperire
openen
sub
onderin
Iupiter, Iovem
jupiter
Pluto, Plutonem
pluto
nunc
nu
regina
koningin
sedere
zitten
inter
tussen
gaudere
zich verheugen, blij zijn
dolere
verdrietig zijn
nam
want
iuvare
helpen
reddere
teruggeven
cogitare
(na)denken
nec … nec
niet… en ook niet
noch… noch
laedere
kwetsen, beledigen
cupere / io
begeren, verlangen, willen
consilium
besluit, plan
capere
nemen
annus
jaar
dividere
verdelen
sex
zes
tum
toen, dan
curare
zorgen (voor)
mille
duizend
adire
gaan (naar)
petere
zoeken, vragen
autem
echter
claudere
sluiten
recipere
ontvangen, opnemen
tandem
eindelijk
senex, senes
oude man
dicere
zeggen
nusquam
nergens
dormire
slapen
respondere
antwoorden
quis
wie?
praemium
beloning
dare
geven
quid
wat?
optare
wensen
diu
lang, lange tijd
divitae
rijkdom, schatten
sacerdos, otes
priester
simul
tegelijkertijd
vita
het leven
finire
beeïndigen
evenire
uitkomen
colere
verzorgen
vereren
dum
terwijl
ante
voor
templum
tempel
stare
staan
corpus, ora
lichaam
subito
plotseling
arbor, ores
boom
mutare
veranderen (in)
tangere
aanraken
cum
wanneer, toen
ventus
wind
movere
bewegen
et
en
ook
vale
vaarwel
femina
vrouw
cur
waarom
sacrum
offer
facere
doen
maken
praeferre
verkiezen
genus, genera
afkomst, geslacht
avus
grootvader
gens, gentes
volk
coniunx, iuges
echtgenoot
echtgenote
septem
zeven
filius
zoon
fortuna
het lot
numquam
nooit
nocere
schaden
tantum
slechts
duo
twee
liberi
kinderen
tamquam
als het ware
suadere
aanraden
parere
gehoorzamen
lacrimare
huilen
dubitare
aarzelen
telum
pijl, werpspies
mittere
zenden
cadere
vallen,
frustra
tevergeefs
quinque
vijf
necare
doden
protegere
beschermen
desinere
ophouden
relinquere
verlaten, achterlaten, overlaten
parcere
sparen
rogare
vragen
iam
reeds, al
non iam
niet meer
paulatim
geleidelijk, langzaamaan
saxum
rots
patria
vaderland
etiam
zelfs, ook
lacrima
traan
vestigium
(voet)spoor
horrere
huiveren
invenire
vinden
oculus
oog
complere
vullen
accidit
pf accidere, gebeuren
accidere
gebeuren
exspectare
afwachten, wachten op
-ne
sluit zich aan bij het eerste woord van een vraagzin
parentes
ouders
parui
pf parere, gehoorzamen
reliqui
pf relinquere, verlaten, achterlaten
veni
pf venire, komen
mors, mortem
(de) dood
culpa
schuld
sustuli
pf tollere, optillen
tollere
optillen
osculum
kus
dedi
pf dare, geven
adii
pf adire, gaan naar
gladius
zwaard