Woordjes Dossier 4 Flashcards
1
Q
Iets drinken
A
Boire Un verre
2
Q
Shoppen
A
Faire du shopping
3
Q
Met vrienden samen zijn
A
Passer du temps entre copains
4
Q
In de stad rondslenteren
A
Trainer en ville
5
Q
Een afspraak
A
Un rendez-vous
6
Q
Vliegtuig
A
L’avion
7
Q
Boot
A
Le bateau
8
Q
Bus
A
Le bus
9
Q
Metro
A
Le métro
10
Q
Trein
A
Le train
11
Q
Tram
A
Le tram
12
Q
Fiets
A
Le vélo
13
Q
Auto
A
La voiture
14
Q
Brengen
A
Conduire
15
Q
Te voet
A
À pied
16
Q
Een slagerij
A
Une boucherie
17
Q
Een bakerij
A
Une boulangerie
18
Q
Een boetiek
A
Une boutique
19
Q
Een kruispunt
A
Un carrefour
20
Q
Een winkelcentrum
A
Un centre commercial
21
Q
Een kruidenierszaak
A
Une épicerie
22
Q
Verkeerslicht
A
Le feu
23
Q
Een winkel
A
Un magasin
24
Q
Een gemeentehuis
A
La mairie(fr)
La maison communale(bel)
25
Een plaats,plein
Une place
26
Inslaan
Tourner
27
Suivre
Volgen
28
Rechts
À droite
29
Links
À gauche
30
Op het einde van de straat
Au bout de la rue
31
Op heteinde van de straat
Au coin de la rue
32
Rechtdoor blijven gaan
Cointinuer tout droit
33
In de straat
Dans la rue
34
Achter
Derrière
35
Tegenover
En face de
36
Tussen
Entre
37
Tot aan
Jusqu'au/jusqu' à la
38
De eerste links/ rechts
La première à gauche/rechts
39
We zijn weg
On y va
40
Langs...voorbijgaan
Passer devant
41
Rechts/links inslaan
Prendre à droite/ à gauche
42
Een blaar
Une ampoule
43
Een pijnstiller
Un antidouleur
44
Een aspirine
Une aspirine
45
Een verband
Un bandage
46
Een wond
Une blessure
47
Een zonnecréme
Une créme solaire
48
Een pleister
Un pansement
49
Een zalf
Une pommade
50
Een pleister
Un sparadrap
51
Een ontsmettende spray
Un spray désinfectant
52
Bleek
Pâle
53
Zich pijn doen
Se blesser
54
Zich pijn doen
Se faire mal
55
Gestoken worden
Se faire piquer
56
Sorry
Désolé
57
Het spijt me
Je regrettr
58
Trek het je niet aan
Ne t'en fais pas!/ ne vous en faites pas!
59
Zijn voet omslaan
Se fouler la cheville
60
Arm
Le bras
61
Haar
Les cheveux
62
Nek
Le cou
63
Vinger
Le doight
64
Rug
Le dos
65
Knie
Le genou
66
Been
La jambe
67
Hand
La main
68
Neus
Le nez
69
Oog
L'œil/ les yeux
70
Oor
L'oreille
71
Voet
Le pied
72
Mond
La bouche
73
Hoofd
La tête
74
Buik
Le ventre