Taak Flashcards
Une tâche
Taak
Ménager/ménagère
Huishoudelijke
Nettoyer
Huishoudelijk
Ranger
Opruimen
Attendre
Wachten
Descendre
Naar beneden gaan
Entendre
Horen
Perdre
Verliezen
Prendre
Nemen
Repasser
Strijken
Se coiffer
Zich kamen
Se doucher
Douchen
Se laver
Zich wassen
Se lever
Opstaan
Se maquiller
Zich opmaken
Se raser
Zich scheren
Se réveiller
Wakker worden
S’habiller
Zich aankleden
S’occuper de
Zich bezighouden met
Tondre
Maaien
Se browser les dents
Tanden poetsen
Se laveren les mains
Handen wassen
Se peigner les cheveux
Zijn haren kammen
Chaque semaine
Elke week
. Fois par.
Keer per
Un aspirateur
Een stofzuiger
Les courses
De boodschappen
Les déchets
De afval
Une ferme de ménage
Een poetsvrouw
Une haie
Een haag
Un jardinier
Een tuinman
Un laveur de vitres
Een ruitewasser
Un lave-linge
Een wasmachine
Un lave-vaisselle
Een afwasmachine
La lessive
De was
Le linge
Het wasgoed
Le ménage
Het huishouden
Une pelouse
Een gazon
La répartition
De verdeling