Woordenstroom 5 Flashcards

1
Q

addendum (onzijdig)

A

bijlage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

alluderen op
allusie

A

een toespeling maken op, zinspelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

associëren met
associatie

A

verbinden, samenvoegen met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

banaal

A

te alledaags, plat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

baseline

A

eindslogan van een advertentie of commercial

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

collage

A

samengeplakt geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

complicatie

A

bijkomende moeilijkheid, probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

concept

A

ontwerp, plan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

conceptueel

A

de scheppende gedachte betreffend, theoretisch, abstract

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

efficiënt

A

doeltreffend, zo weinig mogelijk inspanning of kosten vergend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

expansie

A

uitbreiding, uitzetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

experimenteren

A

proefnemingen doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

exploitant
exploiteren

A

uitbater, iemand die een zaak runt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

extatisch
extase

A

verrukt, buiten zinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gedogen

A

dulden, toelaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

glamour

A

betoverende glans, schone schijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

humanitair

A

wat goed is voor de mens, menslievend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hypocriet

A

schijnheilig

19
Q

intentie

A

bedoeling, voornemen

20
Q

intonatie

A

de uitdrukking die men in zijn stem legt

21
Q

keuvelen

A

gezellig praten

22
Q

kitscherig

A

wat de schijnkunst, nep artistieke en sentimentele uitingen betreft

23
Q

klakkeloos

A

zonder nadenken

24
Q

logo

A

symbool of teken dat als kenmerk van een bedrijf, organisatie functioneert

25
louterend loutering
zuiverend, reinigend
26
mathematisch
wiskundig
27
modaal
gemiddeld/ een wijze of modus uitdrukkend (bijvoorbeeld: modale hulpwerkwoorden)
28
mondain
werelds, toonaangevend met betrekking tot luxe en mode
29
montage
het in elkaar zetten van een machine, film ... / bijeenvoegen van knipsels, foto's, woorden ... tot een geheel
30
nihil
niets
31
nota bene
let goed op! let wel! (om te kennen te geven dat men iets dwaas of onbehoorlijk vindt)
32
partituur
volledige notering van een koor- of orkestcompositie
33
radicaal
totaal, geheel en al
34
rebels
opstandig, weerspanning
35
rekruteren
(voor het leger) werven, aannemen
36
representatief
vertegenwoordigend, geschikt als vertegenwoordiger
37
revolteren
in opstand komen
38
samplen
fragmenten gedigitaliseerde muziek gebruiken
39
segment
deel van een geheel
40
slogan
leuze
41
spuien vb. kennis spuien
uiten, te kennen geven
42
traject
deel van een spoorlijn, weg, afstand ...
43
verbasteren
de oorspronkelijke betekenis of vorm verliezen
44
visueel
wat het zien betreft