Woordenschat woorden k t/m o Flashcards

1
Q

kaliber

A

kwaliteit, gehalte, van hoog niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kennelijk

A

zo te zien, duidelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kentering

A

ommekeer, verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

krenking

A

beschadiging, belediging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kwalificeren

A

benoemen, bestempelen, een eigenschap toekennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zich kwalificeren

A

zich ergens bevoegd, gerechtigd, geschikt voor maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kwantificeren

A

in hoeveelheden of aantallen uitdrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kwinkslag

A

grappige opmerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

laatdunkend

A

minachtend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

lacune

A

weglating, ontbrekend gedeelte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

larderen

A

rijkelijk voorzien van (figuurlijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

laster

A

onware kwaadsprekerij, slechte dingen die over iemand gezegd worden en die niet waar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

latent

A

verborgen, aanwezig maar nog niet zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

laveren

A

zich zigzaggend voortbewegen, tegen de wind in (zeilen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

leemte

A

iets wat er niet is, maar er wel zou moeten zijn, weglating, gemis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

lichtvaardig

A

zonder na te denken, ondoordacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

limitatief

A

beperkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

logenstraffen

A

de onwaarheid van iets aantonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

lucratief

A

winstgevend, voordelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

malafide

A

onbetrouwbaar, met slechte bedoelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

manifest

A

zich duidelijk vertonend, onmiskenbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

mankeren

A

ontbreken, missen, niet in orde zijn, haperen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

markant

A

sterk uitkomend, opvallend, kenmerkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

maskeren

A

verbergen, onzichtbaar maken, aan het oog onttrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
minimaliseren
zo klein of weinig mogelijk maken
26
miniseren
verminderen, beperken
27
minnelijke oplossing
vriendschappelijk, zonder dwang, geschiloplossing zonder tussenkomst van de rechter
28
monopolie
recht om als enige iets te verhandelen, te maken of te doen
29
moraal
de heersende zeden en gebruiken
30
moreel
in overeenstemming met de heersende overtuiging over en gedragsregels voor wat goed en fatsoenlijk is en wat niet
31
motivering
Redenen die iemand aanvoert, waarom hij iets doet
32
motivatie
iets graag willen en bereidheid om er moeite voor te doen
33
moveren
iemand aanzetten om iets te doen, maken dat iemand iets doet
34
nationaliseren
onteigenen en tot staateigendom maken
35
navenant
in overeenstemming met, naar verhouding
36
neologisme
nieuwgevormd woord of woord dat in een nieuwe betekenis wordt gebruikt
37
nijpend
dringend, moeilijk
38
nivelleren
vlak maken, gelijk maken
39
non-conformisme
het zich niet aanpassen aan algemeen geldende regels voor denkwijze, gedrag etc
40
notoir
algemeen bekend, berucht
41
nuanceren
een bewering of stelling minder absoluut maken, afzwakken
42
obligaat
verplicht, plichtmatig
43
ogenschijnlijk
zo te zien, zoals het lijkt
44
omissie
weglating
45
onbekwaam
niet goed in het werk of de taak die iemand doet
46
onderhands
heimelijk, niet openbaar, zonder tussenkomst van een officieel bevoegde instantie
47
onderhandse akte
een document waarin verklaringen door partijen zelf onderling zijn vastgelegd
48
onderhavig
waarvan nu sprake is, wat hier behandeld wordt
49
onderhevig
lijdend aan, blootstaand aan
50
ondermaats
onder het vereiste niveau
51
onderschrijven
zeggen dat men hetzelfde vindt als iemand anders
52
ondubbelzinnig
op slechts één wijze uit te leggen
53
oneigenlijk
niet letterlijk, voor een ander doel dan waarvoor iets bedoeld is
54
ongebreideld
niet beheerst, zonder beperkingen, zonder grenzen
55
ongelimiteerd
onbeperkt, zonder een limiet
56
ongerechtvaardigd
zonder goed reden
57
onkreukbaar
op wie niets valt aan te merken
58
onmiskenbaar
niet te ontkennen, heel duidelijk
59
onomwonden
zonder iets voorzichtig in te leiden of mooier voor te stellen dat het is
60
onontbeerlijk
onmisbaar, absoluut nodig
61
onoorbaar
absoluut niet zoals het hoort, erg onfatsoenlijk
62
ontgoochelen
illusies ontnemen, diep teleurstellen
63
ontkrachten
de kracht wegnemen, weerleggen
64
ontoerekeningsvatbaar
door zijn psychische toestand niet verantwoordelijk te stellen voor zijn daden
65
ontriefd
van een gemak beroofd, last veroorzaken
66
ontsteltenis
grote schrik en verwarring
67
ontstentenis
het ontbreken, afwezigheid
68
onverhoeds
onverwacht, plotseling
69
onverhoopt
niet verwacht en niet te hopen
70
onverlet
onbelemmerd, onverhinderd
71
onvermijdelijk
niet te vermijden, zeker
72
onverwijld
onmiddellijk, meteen
73
onvolwaardig
niet de volle of normale waarde hebbend, lichamelijk of geestelijk gebrekkig
74
op voorhand
al van tevoren, voordat iets begint of gebeurt
75
opperen
aankaarten, naar voren brengen
76
opponeren
tegenspreken, bestrijden
77
oprakelen
aanwakkeren, iets weer willen bepraten, naar boven halen
78
opstrijken
krijgen, zorgen dat men iets krijgt
79
overdadig
te veel, te rijkelijk voorzien
80
overtollig
meer dan nodig is, te veel
81
overwegend
voornamelijk, vooral
82
overwicht
macht, invloed of gezag hebben