Woordenschat toetsweek 1 (vwo 6) Flashcards

1
Q

het compromis

A

tussenoplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

onttrekken aan

A

ergens iets uit verwijderen, afnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de suppoost

A

bewaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ethiek

A

de (filosofische) leer over goed en kwaad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hedgefonds

A

beleggingsfonds dat op een riskante manier belegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

lustig

A

vrolijk, zonder regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het prototype

A

proefversie van een product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vervaardigen

A

maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een troef achter de hand hebben

A

iets belangrijks achterhouden voor een ander moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

opschalen

A

doen vergroten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de restauratie

A

het herstel in de vroegere, oorspronkelijke staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de contemplatie

A

het nadenken over iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

non-profit

A

zonder winstoogmerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de grootheidswaanzin

A

enorme zelfsoverschatting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

schipperen

A
  1. geven en nemen
  2. zo handelen dat problemen vermeden worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

louter

A

enkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de loef afsteken

A

overtreffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

humaan

A

menselijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

conventioneel

A

gewoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

het narratief

A
  1. het verhaal
  2. dat wat mensen geloven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

steevast

A

altijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

beladen

A

gevoelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de claustrofobie

A

angst voor kleine ruimtes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

inherent aan

A

onafscheidelijk verbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

aftroeven

A

iets beter doen dan iemand anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

ontzag

A

gevoel voor iemand die je waardeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

dystopisch

A

(denkbeeldige) samenleving met negatieve eigenschappen waarin men niet zou willen leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

publieke sector

A

de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

suprematie

A

oppermacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

prestigeproject

A

project dat veel aanzien oplevert

31
Q

innovatief

A

vernieuwend

32
Q

visionair

A

vooruitziend

33
Q

de dienst uitmaken

A

bepalen wat er gebeurt

34
Q

stagnatie

A

stilstand

35
Q

de dissertatie

A

proefschrift om een doctorale graad te behalen

36
Q

linguïstisch

A

taalkundig

37
Q

normatief

A

een norm voorschrijvend

38
Q

empirisch

A

op ervaring gebasseerd

39
Q

diffuus

A

vaag

40
Q

calvinistisch

A

hardwerkend en sober

41
Q

de transparantie

A

makkelijk te doorzien

42
Q

de entiteit

A

iets dat bestaat, in concrete of abstracte zin

43
Q

de redundantie

A

overbodigheid

44
Q

de futiliteit

A

kleinigheid

45
Q

het kosmopolitisme

A

wereldburgerschap

46
Q

het pacifisme

A

ideologische stroming die duurzame vrede nastreeft en oorlog en wapens afwijst

47
Q

het mecenaat

A

beschermer en financierder van kunstenaars en wetenschappers

48
Q

seculier

A

niet kerkelijk

49
Q

fragiel

A

kwetsbaar, broos

50
Q

het appel

A

het nadrukkelijke verzoek

51
Q

de barbarij

A

barbaarse, onbeschaafde toestand

52
Q

moreel

A

wat te maken heeft met hoe het hoort, zedelijk

53
Q

draconisch

A

zeer streng

54
Q

de liberaal

A

iemand die vindt dat de overheid niet te veel invloed moet hebben op de maatschappij

55
Q

beamen

A

bevestigen

56
Q

de unanimiteit

A

eenstemmigheid

57
Q

polderen

A

(in de politiek) blijven overleggen met partijen om tot overeenstemming en samenwerking te komen

58
Q

het veto

A

uitspraak waarmee een voorstel tegengehouden wordt

59
Q

de koehandel

A

onderling afspraken maken om er beide beter van te worden

60
Q

behartigen

A

ergens moeite voor doen

61
Q

populistisch

A

(politiek) naar het volk sprekend

62
Q

pragmatisch

A

praktisch

63
Q

institutioneel

A

als iets te maken heeft met een of meerdere organisaties

64
Q

integratie

A

opname in een geheel

65
Q

federaal

A

samenwerkend op centraal niveau

66
Q

heterogeen

A

gemengd

67
Q

immanent

A

in zichzelf besloten

68
Q

het frame

A

manier om de werkelijkheid te presenteren en mensen te overtuigen

69
Q

de sabotage

A

opzettelijke tegenwerking

70
Q

de scepsis

A

twijfel

71
Q

zich blindstaren op iets

A

aan één onderdeel te veel aandacht besteden

72
Q

ambitieus

A

ijverig

73
Q

iemand de wacht aanzeggen

A

iemand een laatste waarschuwing geven

74
Q

furore maken

A

groot succes hebben