Woordenschat T6 (Betekenis ➡ Woord) Flashcards

1
Q

je gedraagt je erg overdreven

A

aanstellerig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aannemen, aanvaarden

A

accepteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

komen van, afgeleid zijn van

A

Afstammen van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

je mening bewijzen

A

beargumenteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

je goed kunnen voorstellen wat de ander denkt of voelt

A

begripvol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

je maakt je zorgen over wat er zal komen

A

bezorgd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gericht op anderen; je bent open en eerlijk over wat je denkt en voelt

A

extravert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

of je verliefd wordt op mannen, vrouwen, of allebei

A

de geaardheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stevig, sterk

A

hecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

op jezelf gericht, je praat niet gemakkelijk over wat je denkt of voelt

A

introvert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de ander begrijpt niet wat je bedoelt

A

onbegrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

als je snel boos wordt

A

opvliegend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

korte vragenlijst, meestal online, onderzoek hoe mensen over iets denken

A

de poll

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

periode in je leven, ongeveer tussen je 13 en 16de jaar, waarin je je seksueel gaat ontwikkelen

A

de puberteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

middel dat helpt (vb. Om iets op te lossen, om iets te genezen)

A

de remedie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

slim

17
Q

zacht geprikkeld worden, steken

18
Q

verdraagzaam; je vindt het niet erg dat mensen anders zijn dan jij of dat ze een andere levenswijze hebben

19
Q

vooraf bepaald

A

voorbestemd

20
Q

moeilijk en langzaam weglopen, slenteren

A

wegsjokken

21
Q

heel gelukkig zijn

A

in de zevende hemel

22
Q

realistisch zijn

A

met beide voeten op de grond staan

23
Q

een koppeltje met iemand vormen

A

met iemand gaan

24
Q

ergens veel last van hebben

A

parten spelen