woordenschat hfst 2 pww Flashcards

1
Q

averechts werken

A

verkeerd uitpakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

binnen de perken houden

A

binnen bepaalde grenzen houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geen strobreed in de weg leggen

A

in geen enkel opzicht tegenwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ergens de vinger op leggen

A

iets precies aanwijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gepaard gaan met

A

samengaan met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het kind met het badwater weggooien

A

te ver gaan met maatregelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het voortouw nemen

A

het initiatief nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

in een glazen huis wonen

A

door iedereen in de gaten gehouden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een kanttekening plaatsen

A

commentaar geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

te lijf gaan

A

aanvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uit de lucht komen vallen

A

plotseling verschijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

veel voeten in de aarde hebben

A

veel moeite kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voor lief nemen

A

accepteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zijn weerslag hebben

A

een gevolg hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zonder aanzien des persoon

A

zonder onderscheid te maken tussen categorieen van personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

aan banden leggen

17
Q

bij de kop pakken

18
Q

de dans ontspringen

A

aan iets onaangenaams ontkomen

19
Q

de wijsheid in de pacht hebben

A

het als enige goed weten

20
Q

het laten afweten

A

iets niet doen wat je wel beloofd hebt

21
Q

iets voor zijn rekening nemen

A

voor iets de verantwoording nemen

22
Q

in de ban raken

A

gegrepen worden door

23
Q

inbreuk maken op

24
Q

boven het maaiveld uitsteken

A

betere prestaties leveren dan de massa

25
gemoeid zijn
samengaan
26
met iets te kampen hebben
ergens last of tegenstand van ondervinden
27
soelaas bieden
helpen
28
willens en weten
opzettelijk en bewust
29
zijn vingers branden
de nare gevolgen ondervinden
30
zonder voorbehoud
zonder uitzondering