Woordenschat H1 Flashcards

1
Q

evident

A

duidelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ijveren

A

voor zich inspannen voor; veel doen voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

interpretatie

A

uitleg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nuance

A

fijn onderscheid; klein verschil;-afzwakking van een steilige bewering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

eenduidig

A

voor een uitleg vatbar; met slecht een duidelijke betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gevrijwaard

A

van behoed voor; niet belasten of geconfronteerd met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

plausibele

A

aannemelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

flexibiliteit

A

souplesse; veerkracht; neiging om soepel met zaken om te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cliche’s

A

afgesleten beelden; veel gebruikte beeldspraak, uitdrukkingen of woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

spin-off

A

onverwacht of onbedoeld bijproduct van een oorspronkelijke toepassing of een product dat voor iets anders bedoeld was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verbaal geweld

A

agressie door middel van woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

argeloze

A

niets vermoedende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voorhanden

A

beschrikbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voortvarendheid

A

kordaatheid; doortastend optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

willekeur

A

grilligheid; eigenmachtigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waarborgen

A

garanderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

postnatale

A

wat optreedt na de bevalling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

desperate

A

wanhopige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

preventief

A

uit voorzorg; voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

fouilleren

A

doorzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

eigenrichting

A

handeling(en) waarbij je voor eigen rechter speelt, meestal met gebruikmaking van geweld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

noodweer

A

verdediging met noodzakelijk geweld omdat je in gevaar bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

vergelding

A

wraakneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

vermeende

A

vermoedelijk onschuldige; ten onrechte gehouden voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
gemolesteerd
afgetuigd; met (veel) geweld lastiggevallen of overlast aangedaan
26
lijdzaam
zonder actie te ondernemen; glaten; berustend
27
justitie
de rechterlijke macht
28
schendt
houdt zich niet aan; maakt inbreuk op
29
delict
strafbaar feit, zoals diefstal, beroving
30
pleidooi
betoog waarin je argumenten voor of tegen iets geeft
31
aansprakelijk
financieel verantwoordelijk, meestal voor schade
32
amnestie
kwijtschelding van straf
33
autoriteit
gezagsdrager
34
bevooroordeeld
met van tevoren al een bepaald oordeel over iets of iemand
35
bij uitstek
bij afwezigheid
36
eerwraak
moord of ernstig mishandeling om de geschonden eer van de familie te wreken
37
in beroep gaan
herziening van een vonnis vragen bij een hogere rechtbank
38
intimidatie
bangmakerij, meestal door dreigement
39
lynchpartij
gruwelijke moord door een opgewonden volksmenigte
40
maffia
van oorsprong Italiaanse misdaadsorganisatie
41
officier van justitie
rechtelijke functionaris die verdachten aanklaagt voor de rechtbank
42
onderwereld
misdadigerskringen
43
opborgtocht vrijlaten
in ruil voor een geldbedrag op vrije voeten stellen
44
proces-verbaal
schriftelijk verslag, meestal van de toedracht van een misdrijf
45
recidivist
iemand die opnieuw hetzelfde misdrijf pleegt
46
reconstructie
nagespeelde toedracht van een ongeluk of misdrijf
47
reclassering
organisatie die ex-gedetineerden helpt bij terugkeer in de samenleving
48
voorlopige hechtenis
gevangenschap in afwachting van een process
49
witteboorden-criminaliteit
misdrijven gepleegd door burgers van achter hun bureau
50
witwassen
zwart geld legaal maken door investeringene
51
idealiseert
ziet alleen maar de positieve kanten; kijkt door een roze bril
52
euforie
gelukzalig gevoel; heel prettig gevoel van opwinding en blijheid
53
vitaliteit
levenskracht
54
wederzijds
van twee kanten
55
keerzijde
negatieve kant
56
domineren
beheersen
57
klinisch
heel nuchter; zonder romantiek
58
symptomen
ziekteverschijnselen
59
neveneffecten
bijwerkingen
60
fysieke
lichamelijke
61
symmetrisch
zodanig in tweeen te verdelen dat beide helften elkaars spiegelbeeld vormen
62
cognitie
wat met je verstand en denkvermogen te maken heeft
63
beeldvormig
ontstaan van een opvatting over iets of iemand
64
sentimenten
gevoelens
65
adaptatie
aanpassing
66
trauma
lichamelijke of geestelijke verwonding
67
obsessie
kwellende gedachte; gedachte die je niet meer loslaat
68
scale
reeks, serie
69
suicide
zelfmoord
70
zich manifesteert
duidelijk wordt; zich openbaart
71
smart
verdiet
72
substantieel
omvangrijk; vrij ernstig; wezenlijk; hoofdzakelijk
73
causaal verband
oorzakelijke relatie; verband tussen twee zaken die je als oorzaak en gevolg kunt beschouwen
74
remedie
(genees)middel
75
antidepressiva
medicijnen die ernstige somberte en depressieve klachten tegengaan
76
apathie
gevoelloosheid; lusteloosheid
77
associeren
in verband brengen met; doen denken aan
78
charme
aantrekkelijkheid; innemendheid
79
cognitief
wat kennis en denkvermogen betreft
80
compenseren
vergoeden; (doen) opwegen tegen
81
complex
bij elkaar horende ziekelijke gevoelsen en gedachten die iemand over zichzelf heeft
82
correlatie
verband waarbij dingen elkaar direct beinvloeden
83
depressie
psychische stoornis met als symptoom onder andere ernstige somberheid
84
desinteresse
gebrek aan belangstelling
85
frustreren
moeilijk maken; dwarsbomen; teleurstellen
86
gefixeerd
heel erg gericht op; in de ban van
87
gekrenkt
beledigd; geestelijk pijn gedaan
88
interactie
het steeds op elkaar reageren; wisselwerking
89
koesteren
met liefde behandelen en beschermen
90
neuronen
zenuwcellen
91
prikkel
rdatgene wat een reactie veroorzaakt; aanzet tot actie
92
psychofarmaca
medicamenten voor de behandeling van geestelijke ziekten
93
tragiek
treurige omstandigheid
94
waandenkbeeld
gedachte of idee die men ten onrechte voor waar houdt
95
zelfkastijding
zichzelf kwellen of pijn doen
96
autochtone
van oorsprong hier gevestigde of uit dit land afkomstige
97
asiel
bescherming verleend aan mensen die in hun eigen land vervolgd worden
98
relatief
in verhouding tot andere gegevens; betrekkelijk
99
migratie
verhuizing naar een ander land of gebied
100
boerkaverbod
verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding
101
fundamentalisme
ideologie of beweging die zich baseert op strenge regels
102
remigreren
terugkeren naar je geboorteland nadat je in een ander land gewoond hebt
103
land van herkomst
land waar je oorspronkelijk vandaan komt; heboorteland
104
integratie
inburgering in een nieuwe land waarbij je deelneemt aan de samenlevingp
105
participatie
meedoen aan iets; deelname
106
multiculturele samenleving
maatschapij waarin verschillende bevolkingsgroepen met hun eigen culturele kenmerken naast elkaar bestaan en waarin verschillende bevolkingsgroepen met hun eigen
107
dilema
moeilijke keuze tussen twee mogelijkheden die beide nadelen hebben
108
pluriforme
veelvormig; niet uniformto
109
lerantie
verdraagzaamheid
110
solidariteit
saamhorigheid
111
zich conformeren aan
eenzelfde standpunt innemen; eenzelfde gedragslijn volgen
112
anders-denkenden
mensen die (totaal) andere ideeen, geloofsovertuigingen en/of politieke opvattingen hebben
113
moraal
opvattingen over wat goed en kwaad is
114
assimilatie
volledige aanpassing
115
uniforme
eenvormige; van dezelfde vorm of aard
116
zelfredzaamheid
levensomstandigheid waarbij iemand voldoende in staat is om voor zichzelf te zorgen
117
duurzaam
blijvend
118
toelatingsbeleid
beleid van de overheid dat bepaalt welke migranten wel of niet in een land worden toegelaten
119
perspectief
uitzicht; vooruitzicht
120
in de illegaliteit
onwettig in een land verblijvend
121
antiracisme
beweging om rassendiscriminatie tegen te gaan
122
chauvinistisch
met overdreven liefde voor het eigen land
123
economische vluchteling
iemand die om financieel-economische reden migreert
124
etniciteit
ras; verzameling kenmerken van een bepaalde bevolkingsgroep
125
gemengd huwelijk
huwelijk tussen twee mensen van verschillende religie en/of verschillend ras
126
gezinshereniging
overkomst van gezinsleden uit het land van herkomst
127
islamisering
proces waarbij een samenleving steeds meer volgens islamitische regels wordt georganiseerd
128
legitimatiebewijs
document waarop je persoonsgevens officieel vermeld staan
129
nationalisme
streven om het eigen volk boven alles te stellen en het vreemde te verwerpen
130
naturaliseren
de nationaliteit krijgen van het land waar je naartoe verhuisd bent
131
omgangsvormen
manieren om met anderen om te gaan
132
permanent
niet tijdelijk; blijvend
133
populist
iemand die zich in zijn (politieke) uitspraken richt naar wat de massa horen wil
134
radicaliseren
langzamerhand steeds extremer worden
135
seculier
wereldlijk; niet-godsdiensitg
136
segregatie
sociale scheiding van bevolkingsgroepen
137
taalbarriere
belemmering van de communicatie doordat mensen niet dezelfde taal spreken
138
tweedegeneratieallochtoonm
migrantenkind
139
verblijfsvergunning
document waaruit blijkt dat je legaal in een land verblijft
140
zwart-wit-denken
benadrukking van de grootst mogelijke tegenstellingen; ongenuanceerd
141
commercieel
gericht op geld verdienen; gericht op het maken van winst
142
geprofessionaliseerd
er een beroep van gemaakt; deskundig, serieus en beroepsmatig aangepakt
143
ambitie
streven om iets te bereiken; verlangen om hogerop te komen in je werk
144
onderneming
bedrijf; zaak
145
slijten aan
verkopen (vaak met moeite)
146
investeren
geld (en tijd) in iets steken met het doel om dat beter te maken
147
branche
bedrijfstak
148
afzetmarkt
mensen aan wie of gebieden waar je jouw product kunt verkopen
149
exploiteren
winstgevend maken
150
concurrent
iemand die hetzelfde beroep uitoefent als jij en die probeert beter te zijn
151
marges
verschillen tussen in-en verkoopprijs;winst
152
bureaucratischerompslomp
allerlei administratieve, vaak verplichte handelingen die niet direct iets opleveren of zinnig lijken
153
offertes
aanbiedingen om voor een opgegeven bedrag werkzaamheden uit te voeren
154
fiscus
belastingdienst; schatkist
155
bruto-inkomen
wat je verdient, inclusief belastingen die je nog moet betalen en onkosten
156
aftrekposten
bedragen die als onkosten geld en waarover je geen belasting betaalt
157
arbeidsmarkt
verhouding tussen vraag naar en aanbod van arbeidskrachten
158
in loondienst
werken voor werkgever die jou een vast bedrag betaalt voor de arbeid die je verricht
159
bedrijfskunde
wetenschap die zich bezighoudt met het opzetten en het voeren van een bedrijf
160
compagnon
iemand met wie men samen een bedrijf heeft
161
klandizie
klantenkring; afnemers
162
rendement
opbrengst; nuttig effect
163
schaarste
gebrek; situatie waarbij er meer vraag dan aanbod is
164
leverancier
degene die regelmatig een product levert
165
kostwinner
degene die de kost verdient; degene die voor het inkomen zorgt
166
afnemers
kopers van een product
167
balans
overzicht van bezittingen, tegoeden en schulden
168
broodwinning
werk of zaak waarmee iemand zn geld verdient
169
eenheidsmunt
geldig betaalmiddel dat in meerdere landen wordt gebruikt, zoals de euro
170
faillissement
bankroet; situatie waarin een bedrijf de schulden niet meer kan betalen
171
fusie
samengaan (van bedrijven, instellingen)
172
garant staan voor
financieel instaan voor; borg staan voor
173
hypotheek
geld dat iemand leent met een huis als onderpand
174
industrialisatie
proces waarbij industrie een belangrijk middel van bestaan wordt
175
inflatie
geldontwaarding
176
infrastructuur
voorzieningen voor vervoer, zoals wegen, vliegvelden, bruggen en nutsleiding
177
kosten-baten-analyse
berekening van de kosten die gemaakt moeten worden en de opbrengsten
178
liquide middelen
geld dat voorhanden is
179
ombuigingen
bezuinigingen
180
onroerend goed
bezittingen die niet te verplaatsen zijn, zoals huizen, land
181
sector
onderdeel van de samenleving, vooral in economische zin
182
stagnatie
oponthoud; stilstaan; vertraging in ontwikkeling
183
subsidie
geld (meestal van de overheid) dat bedoeld is om mensen, verenigingen te steunen
184
transactie
overeenkomst waarbij goederen worden verkocht
185
vervaardigen
maken; produceren