woordenschat 24/09 Flashcards

1
Q

ontwikkelen

A

In China is het platteland minder ontwikkeld dan de steden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de minderheid

A

In China spreekt iedereen één gemeenschappelijke taal, het Mandarijns, maar er zijn ook veel etnische minderheden, en die hebben ook nog hun eigen taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

raden

A

Hij is groot, blond, Amerikaans en hij houdt heel erg van Twitter. Kan je raden wie het is?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aanraden

A

aanraden (klant aan verkoopster:) “Ik ken echt niets van computers. Welke raadt u mij aan, mevrouw?”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zelfs als

A

Zelfs als ik heel weinig geld uitgeef, vind ik het moeilijk om het einde van de maand te halen met mijn salaris.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

leiden

A

De imam is de persoon die de mensen leidt bij het bidden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de status

A

De status van vrouwen is hard veranderd de laatste tijd: ze zijn even belangrijk geworden als mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

machtig

A

Vrouwen zijn machtiger geworden omdat ze mannen minder nodig hebben dan vroeger. Ze zijn veel zelfstandiger geworden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het evenwicht

A

Het is belangrijk om een beter evenwicht te vinden tussen het aantal mannen en vrouwen in de Chinese dorpen. Nu vinden mannen soms geen vrouw omdat er te weinig vrouwen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de landbouw

A

Je hebt mankracht nodig om in de landbouw te werken: het is dikwijls zwaar werk op het veld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

onderschatten

A

Onderschat mij niet! Ik ben misschien klein, maar ik ben wel snel en sterk!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

duiken (dook – gedoken)

A

Toen het startsein werd gegeven, doken alle zwemmers in het zwembad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

stiekem

A

Mijn dochter heeft stiekem alles koekjes opgegeten. Niemand had het gezien, maar haar mond plakte vol kruimels 😊.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

oorverdovend

A

Dames en heren, geef de kandidaat een oorverdovend applaus!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

met verve

A

Wat een goede acteur! Hij heeft zijn rol echt met verve gespeeld: super enthousiast en vol energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

falen

A

Ik heb echt mijn best gedaan, maar ik heb gefaald: het project ligt in de vuilnisbak… ☹

17
Q

spetterend

A

Ik wens jullie allemaal een spetterend nieuwjaarsfeest toe!

18
Q

de nuchterheid

A

Ik hou van zijn nuchterheid in stresserende situaties: hij houdt het hoofd koel en denkt rationeel na over een oplossing.

19
Q

de kruk

A

Als ik op café ga, ga ik bijna nooit aan tafeltje zitten. Ik zit liever aan de bar op een barkruk.

20
Q

de bevoorrading

A

de bevoorrading Tijdens de Tour de France komen de fietsers na 100km aan het eerste punt van bevoorrading: ze krijgen er drank en iets om te eten en fietsen dan verder.

21
Q

uitbeelden

A

Om de woordenschat te oefenen, gaat één cursist een woord uitbeelden. Hij/zij mag niet spreken. De anderen moeten dan raden welk woord het is.

22
Q

op dreef zijn

A

op dreef zijn In het begin ging de oefening een beetje traag, maar nu zijn alle cursisten goed op dreef!