woordenschat 01/10 Flashcards

1
Q

verteren

A

Na het eten ben ik altijd een beetje moe. Ik denk dat dat komt doordat mijn lichaam aan het verteren is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de gezondheid

A

Er is niemand ziek in ons gezin: we zijn allemaal in goede gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vanmiddag

A

Vandaag + ’s middags → vanmiddag. Ik heb vanmiddag een broodje met parmaham en mozzarella gegeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de feestdag

A

Bij ons is 1 november een officiële feestdag, maar 2 november niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de hoeveelheid

A

Of je besmet wordt met Corona of niet, hangt ook af van de hoeveelheid virus in het lichaam van de persoon met wie je contact hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beïnvloeden

A

Het slechte weer heeft een negatief effect op mij: het beïnvloedt mij op een negatieve manier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verkondigen

A

De president heeft aan het hele land verkondigd dat Corona een fabel is, maar nu is hij zelf ziek…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een stap verder

A

De digitale evolutie is niet meer te stoppen: ze gaat steeds weer een stap verder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de toestemming

A

Als je een foto van iemand wil doorgeven aan anderen, moet je zijn of haar toestemming hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

met mate

A

Alcohol is niet goed voor je gezondheid, maar als je het met mate gebruikt, kan het geen kwaad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly