Woordenschat 2.13 Op. 2 Flashcards
1
Q
Aandrijven
A
In beweging brengen
2
Q
Genereren
A
Voortbrengen
3
Q
Hullen in
A
Mee omwikkelen, aankleden
4
Q
Iconisch
A
Beeldbepalend
5
Q
Identiek
A
Precies hetzelfde
6
Q
Reservoir (het)
A
Voorraad, bewaarplaats
7
Q
Voorbode (de)
A
Voorteken
8
Q
Vuistregel (de)
A
Algemene regel die meestal geldt
9
Q
Wagen
A
Iets durven doen
10
Q
Zich onderwerpen aan
A
Gehoorzamen