Woordenschat 2 Flashcards
1
Q
Service
A
Bediening
2
Q
Promise
A
Toezegging
3
Q
Consider
A
Overwegen
4
Q
Adjust
A
Aanpassen
5
Q
Acquisition
A
Aanschaf
6
Q
Exchange
A
Ruilen, omwisselen
7
Q
Go away
A
Ervandoor gaan
8
Q
Self confidence
A
Zelfvertrouwen
9
Q
Immediately
A
Onmiddellijk
10
Q
Exit (highway)
A
Uitrit, afslag
11
Q
Horrible
A
Afschuwelijk
12
Q
Essentially
A
Wezenlijk
13
Q
Unimaginable
A
Onvoorstelbaar
14
Q
To come up with
A
Bedenken
15
Q
To glue
A
Vastlijmen
16
Q
To dare/venture
A
Aandurven
17
Q
Realize
A
Beseffen
18
Q
Proposal
A
Voorstel
19
Q
Favorable
A
Gunstig
20
Q
Large-scale
A
Grootschalig
21
Q
Attempt
A
Poging
22
Q
Abstain
A
Onthouden
23
Q
Behavior
A
Gedrag
24
Q
Concerned
A
Bezorgd
25
To have available/in stock
Op voorraad hebben
26
To offer
Aanbieden
27
Thereafter
Vervolgens
28
Random
Willekeurig
29
Random
Willekeurig
30
To reveal
Onthullen
31
Valuable
Waardevol
32
To stand out
Opvallen
33
To provide, to supply
Voorzien
34
Chance
Toeval
35
Vloek
Curse
36
Zegen
Benefit
37
Insecure
Onzeker
38
Focused, directed at
Gericht
39
To contain, to comprehend
Bevatten
40
To find out/to learn
Erachter komen
41
To have pain
Last van hebben
42
I swear I don’t have anything to do with it
Ik zweer dat ik er niks mee van doen heb
43
To pass judgment
Oordelen