woordenschat Flashcards
1
Q
ambtenarees
A
formele en vaak ingewikkelde taal, vaak gebruikt door ambtenaren en schriftelijk
2
Q
congrueren, congruentie, congruent
A
overeenkomstigheid, gelijkvormigheid
3
Q
cultiveren
A
verfijnen, ontwikkelen
4
Q
demografie, demografisch
A
leer over de bevolking
5
Q
diaboliseren, diabolisch
A
duivels, boosaardig
6
Q
elegie, elegisch
A
weemoedig, droevig gestemd
7
Q
eufemisme, eufemistisch
A
verbloeming
8
Q
fluctueren, fluctuatie
A
schommelend, golvend
9
Q
fundament, fundamenteel
A
basis, elementair
10
Q
honoreren
A
eren, accepteren, erkennen
11
Q
honorarium
A
ereloon
12
Q
mortaliteit
A
sterfelijkheid, sterftecijfer
13
Q
nataliteit
A
geboortecijfer
14
Q
nefast
A
rampzalig
15
Q
pathos, pathetisch
A
heel dramatisch