(Woordenlijst Thema 5) Chapter 5 vocab Flashcards
Iets afspreken
aanraden
recommend
aanstaand(e)
coming, upcoming
als
as
(het) avondeten
dinner
barbecuee^n
barbecue, barbecuing
bestellen
to order
biertje (het), biertjes
beer
boodschap
message
de broodje
sandwich
compleet
complete
het dessert
dessert
doorgaan
continue
doorgeven
pass, transmit
komt eraan
coming, approaching
eten
food
examen
exam
de garage
garage
gebruikt, gebruiken
used, use
gegeten
eaten
gehoord
heard
het geld
money
gesloten
closed
gesmaakt
tasted
groeten
greetings
groetjes
regards
de hoek, hoeken
the corner, corners
hoofdgerecht
main course
inderdaad
indeed
kapot
broken
de keuzen, keuzens
the choices, choices
keizen
choices
klaar
ready
klinkt (klinken)
sound
koken
boil
komend(e)
coming
kwijt
lose
laat (laat maar zitten)
late (never mind)
de lunch
lunch
het lunchcafe, lunchcafes
the lunch cafe, lunch cafes
de menukaart, menukaarten
menu
meegan (gaan mee)
to go along , with me
met (je spreekt met Jan)
with (you speak with Jan)
moe
tired
na
after
naast
next to
negatief
negative
de ober, obers
waiter (s)
of
or
omdat
because
het ontbijt
breakfast
op
at
over (over twee dagen)
about (in two days)
de pasta, pasta’s
pasta
de persoon, personen
the person, people
de picknick, picknicks, picknicken
picnik, to picnik
de pizza, pizza’s
pizza
het plan, plannen
plan, plans
positief
positive
prive`
private
raad (raden)
guess, recommend
regent (regenen)
rain, raining
de rekening, rekeningen
the bill, bills
reserveren
reserve
de rest
the rest
het restaurant, restaurants
restaurant
roepen
call out, exclaim
het schilderij, schilderijen
the painting, paintings
de sfeer
the atmosphere
de sleutel, sleutels
the key, keys
smaaakt (smaken), smakelijk
tastes (flavors), tasty
de snackbar, snackbars
the snack bar, snack bars
de sociale media
the social media
spannend
exciting, suspeseful, thrilling (niet met ‘ik ben’)
stuurt (sturen)
send
de tandarts, tandartsen
the dentist, dentists
de tas, tassen
bag, bags
de telefoon, telefoons, telefoneren
the telephone, telephones, telephoning
telefoongesprek, het gesprekek
phone call, the conversation
ten slotten
finally, lastly
het terras, terrassen
the terrace, terraces
terugbelt, terugbellen
the call back, to call back
het toetje, toetjes
dessert, desserts
de toets, toetsen
the keys, buttons
trek (ik heb trek)
pull (I’m hungry)
tussen
between
uitkomen (komt dat uit?)
come out (does that come out?)
de vakantie, vakanties
the vacation, vacations
vergeet (vergeten)
forget
verrukkelijk
delicious
het verhaal, vertelen
the story, telling
het voetbalveld, voetbalvelden
the soccer field, soccer fields
volgend(e)
the following
het voorgerecht
the appetizer, the starter
want
because
het weer
the weather
weten (ik weet het niet)
to know (I do not know it)
het wijntje, wijntjes
the wine, wines
wordt, worden
become, become
woord, woorden
word, words
zalig
blissful
zin (ik heb zin in koffie)
sense (I feel like coffee)
zitten (laat maar zitten)
sit (never mind)
zullen
will, shall
