woordenlijst deel 7 Flashcards

1
Q

opgenomen worden in een groter geheel; in de samenleving

A

integratie(s)/ geïntegreerd, integreren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geërgerd, geïrriteerd, geprikkeld, humeurig

A

kregelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

beroepsplicht om te zwijgen over dingen die je weet uit privésfeer van anderen

A

beroepsgeheim(en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

speciaal, in het bijzonder, met bepaalde kenmerken

A

specifiek/ de specificiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

blijvend volhouden

A

volhardend/ de volharding, volharden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

eenzaam, alleen, geïsoleerd

A

solitair/ solo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vastberaden, flink, aanpakkend, daadkrachtig

A

doortastend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

van pas, als gelegen, komen, geschikt

A

opportuun/ de opportuniteit, de opportunist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een ingesteldheid hebben om de kansen te grijpen

A

opportunistisch/ de opportuniteit, de opportunist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

belastend, wat iemand in opspraak kan brengen (negatief kan zijn voor iemand)

A

compromitterend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

iemand die met iemand anders contact onderhoudt

A

correspondent(en)/ corresponderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

met iemand van op een (verre) afstand informatie uitwisselen via brieven, email

A

corresponderen/ de correspondent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kort

A

beknopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

aanvullen met recente informatie

A

updaten/de update

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

volledig uitgedroogd (landschap)

A

verdord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de bovenhand nemen, sterker zijn dan de andere

A

domineren/ de dominant

17
Q

een prijs krijgen

A

bekroond worden/ bekronen, de bekroning

18
Q

uitzoeken hoe iets precies in elkaar zit, oncijferen

A

ontrafelen/ de ontrageling

19
Q

op een korte of beknopte manier beschrijven met woorden

A

kort schetsen/ de schets

20
Q

zich geleidelijk ontwikkelen

A

evolueren/ de evolutie

21
Q

het einde

A

afloop, aflopen/ aflopen

22
Q

iemand die graag in een stad woont,verblijft

A

stadsmus(sen)

23
Q

sober, pover, weinig, talrijk

24
Q

iets bereiken, winnen of behalen, net voor iemand anders

25
persoon die per auto of fiets pakjes aflevert aan de geadresseerde
koerir(s)
26
zonder al te veel inspanning erg gemakkelijk
met de vingers in de neus
27
er onderdanig of nederig tegen iemand doen
hielen likken
28
iemand de schuld geven van iets
de vinger wijzen
29
dingen doen waar je veel plezier aan beleeft
je hart ophalen
30
niemand helpt je , je moet je alleen reden
aan je lot overgelaten
31
je uiterste best doen, alles geven wat je kunt
vol aan de bak gaan
32
met veel inspanning bereiken of bekomen
uit de brand slepen
33
hetzelfde niveau niet kunnen halen
ergens niet aan kunnen tippen
34
op dezelfde manier opnieuw doen
iets dunnetjes overdoen
35
berispt worden, een vermaning krijgen omdat je iets fout deed, iemand bij zich later komen en uitleg vragen waarom iets zo gedaan heeft
op het matje geroepen worden