woordenlijst deel 2 Flashcards

gebouw bestemd voor soldaten, brandweer, ...

1
Q

kazerne

A

gebouw bestemd voor soldaten, brandweer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

krioelen

A

zich in alle richtingen door elkaar bewegen, wemelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rode kleur van de wangen

A

(koorts)blos/blossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

onrustbarend, zorgwekkend

A

onrustwekkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

razzia

A

actie waarbij op grote schaal mensen worden opgepakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gieren

A

zich snel, fluiten of huilend voortbewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

flauw keelgeluid

A

kik-kikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nog niet lang geleden, onlangs

A

recent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dialect, accent waarmee je spreekt

A

tongval(len)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

objectief

A

op basis van feiten, los van eigen mening of interpretatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

niet gebaseerd op feiten, met eigen meningen

A

subjectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verzinsel, korte vertelling waarin dieren of dingen als handelende personen optreden en met een boodschap waaruit je iets kunt leren

A

fabel-fabels/ fabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

scherp, fel, bits

A

pinning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

column-columns

A

regelmatige bijdrage in een krant of een weekblad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Engels woord voor nep, bedrog, oplichterij, vals bericht

A

hoax-hoaxen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

over heel de wereld

A

universeel

17
Q

definitie

A

samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip, zodat het niet met een ander verward kan worden, begripsbepaling

18
Q

groef-groeven

A

inkerving, rimpel

19
Q

gerechtelijk

A

forensisch

20
Q

delict-delicten

A

strafbaar feit

21
Q

plaats waar een strafbaar feit heeft plaatsgevonden

A

plaats delict - plaatsen delict

22
Q

onbegrijpelijk iets, raadsel

A

mysterie

23
Q

vuistvuurwapen voor korte afstand

A

pistool- pistolen

24
Q

chemicaliën

A

scheikundige stoffen

25
Q

verscheidenheid, afwisseling

A

variëteit- variëteiten

26
Q

absorberen

A

opslorpen, opzuigen

27
Q

slechte, barbaarse, gruwelijke daad

A

wandaad

27
Q

uitbuiten (negatief)

A

zo veel mogelijk voordeel halen uit

28
Q

met het oog op; wegens, rekening houdend met

A

gezien

29
Q

boycotten

A

buitensluiten; niet meer kopen, meewerken…

30
Q

vermogen om je in de gevoelens van iemand anders in te leven

A

empathie

31
Q

ernstig schaden

A

teisteren

32
Q

wending- wendingen

A

( verandering van) richting idee, ommekeer

33
Q

als iets moois zichtbaar zijn of vertoond worden

A

prijken

34
Q

solidariteit- solidartiteiten

A

gevoel van een-zijn met anderen, van samen horen

35
Q

geen kik geven

A

geen geluid maken