woordenlijst deel 5 Flashcards

Nederlands

1
Q

gemoedstoestand - gemoedstoestanden

A

humeur, stemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

steevast

A

altijd, volgends vaste gewoonte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

burn-out - burn-outs

A

gevoel opgebrand te zijn, geenenergie of motivatie meer vinden voor de bezigheden op het werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verafschuwen

A

een hekel hebben aan, niet kunnen uitstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gedwee

A

volgzaam, gewillig, gehoorzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

marketing

A

alles wat een bedrijf doet om de verkoop van producten te bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onbehagen

A

ontevreden gevoel, misnoegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

isolatie - isolaties

A

afzondering; bedekking met speciale laag om warmte, koude of geluid tegen te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

duurzaamheid

A

het milieu weinig belastend; het langdurig meegaan zonder slijtage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ambachtelijk

A

door een vakman gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

authenticiteit - authenticiteiten

A

echtheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

opwaarderen

A

een hogere waarde toekennen, zorgen dat de waarde toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

concept - concepten

A

plan, voorlopig ontwerp van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

outfit - outfits

A

geheel van bij elkaar passende kledij, bedekking, uitrusting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

loperwerkwoord - loperwerkwoorden

A

weinigzegend werkwoord dat in weel zinnen past

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

conform

A

overeenkomstig met, gelijk aan, passend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

altaar - altaren/altaars

A

tafel of verhoogde plaats bestemd om erop of erbij te offeren of andere godsdienstige plechtigheden te verrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

confrontatie - confrontaties

A

(vijandige) opstelling tegen elkaar, botsing, conflict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

loyaliteit - loyaliteiten

A

getrouwheid, oprechtheid, eerlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

kelderen

A

onmogelijk maken, mislukken, snel in waarde dalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

industrieel

A

van de industrie, in fabrieken gemaakt

22
Q

efficiëntie

A

doeltreffendheid

23
Q

ontregelen

A

de regelmaat of regelmatige werking doen verliezen

24
Q

gigantisch

A

reusachtig

25
Q

verontwaardigd

A

gekrenkt, geërgerd, boos, verbolgen

26
Q

aandraven

A

ermee komen aanzetten, dravend naderen

27
Q

intens

A

sterk, hevig, erg

28
Q

offensief - offensieven

29
Q

modus - modi

A

wijze, manier

30
Q

tactiek - tactieken

A

manier waarop je in het spel, een wedstrijd enz. te werk gaat om de overwinning te behalen

31
Q

prompt

A

vlot, snel

32
Q

traumatiseren

A

een shock veroorzaken, een trauma bezorgen, hevige schokken

33
Q

drastisch

A

krachtig, ingrijpend, doortastend

34
Q

amper

A

maar net, ternauwernood

35
Q

sprank - spranken

A

een beetje, vonk

36
Q

onmiskenbaar

A

overduidelijk, duidelijk, waarneembaar

37
Q

superieur

A

uitmuntend, beter, overtreffend

38
Q

smalend

A

vanuit de hoogte, hooghartig, spottend, vernederend

39
Q

onthullen

A

ontsluieren, openbaren

40
Q

ambitie - ambities

A

ijver, lust om te werken, laten zien dat je vooruit wil, meer wil bereiken

41
Q

productiviteit

A

voortbrengende of scheppende kracht, vermogen om in een bepaalde tijd veel werk te verrichten

42
Q

intellect - intellecten

A

verstandelijk vermogen

43
Q

gegoed

A

bemiddeld, welgesteld, rijk

44
Q

quote - quoten/quotes

A

aanhaling of citaat; weergave van wat iemand gezegd heeft

45
Q

vertroeven

A

verblijven

46
Q

laatste strohalm - laatste strohalmen

A

de geringste kans op uitkomt of redding aangrijpen; een laatste wanhopige poging doen

47
Q

er geen jota van begrijpen

A

er helemaal niets van begrijpen

48
Q

elk vogeltje zingt zoals het gebekt is

A

ieder spreekt of uit zich overeenkomstig zijn aard, kunnen, opvoeding

49
Q

juiste snaar raken

A

over iets spreken dat bij iemand sterk op zijn gevoel werkt

50
Q

door het dolle heen

A

heel erg blij, enthousiast