Woorden met g en h Flashcards
1
Q
Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
A
H
2
Q
Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
A
G
3
Q
Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
A
H
4
Q
Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
A
G
5
Q
Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
A
G
6
Q
Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
…OED
A
G
7
Q
Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
A
H
8
Q
Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
A
G
9
Q
Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
A
H
10
Q
Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
A
G
11
Q
- Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
A
H
12
Q
Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
A
G
13
Q
Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
A
H
14
Q
Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
A
G
15
Q
Schrijf je dit woord met een ‘g’ of een ‘h’?
…EK
A
G