Woorden In De Kijker 3 Flashcards
Invité
Uitnodigen
Approuver, accepter
Goedvinden
Avoir lieu, se passer
Plaatsvinden
Finir,se termine
Eindigen
Coûter
Kosten
Le debut
Het begin
Le billet,le ticket
Het kaartje
Le voyage en train
De treinreis
Libre
Vrij
Cher, couteux
Duur
Compris, inculs
Inbegrepen
Wanneer is het?
Quand cela se passe-t-il ?
Hoe laat begint het?
A quelle heure cela commence t il?
Tôt hoe laat duurt het?
Jusqu’à quelle heure cela dure-t-il?
Waar vindt het plaats?
Ça se passe ou?
Wie gaat er mee?
Qui y va
Moet ik iets meenemen?
Dois-je emporter quelque chose ?
Waar spreken we af?
Ou se donne-t-on rendez vous ?
Hoe laat spreken we af?
A quelle heure se donne-t-on rendez-vous ?
Hoeveel kosten de kaartjes?
Combien coûtent les billets ?
Ben je die dag vrij?
Est tu libre ce jour la?
Zou je graag meegaan ?
Aimerait tu accompagner ?
Is de reis inbegreepen ?
Le voyage est-il compris ?