Woorden Frans So Imperatif P. 2 Flashcards
1
Q
Servir
A
Dienen
2
Q
Partir
A
Vertrekken, verlaten
3
Q
Venir
A
Komen
4
Q
Sentir
A
Aanvoelen
5
Q
Dormir
A
Slapen
6
Q
Mettre
A
Leggen, aantrekken
7
Q
Écrire
A
Schrijven, beschrijven
8
Q
Suivre
A
Volgen
9
Q
Les plats
A
De maaltijden
10
Q
Demain
A
Morgen
11
Q
Vite
A
Snel, vlug, gauw
12
Q
L’odeur
A
Geur, luchtje
13
Q
Le grand lit
A
Het grootte bed
14
Q
Des Vêtements chauds
A
de warme kleding
15
Q
Un beau poème
A
Een mooi gedicht