Wohnen Lernliste Flashcards
het balkon + M
der Balkon - die Balkons
de boerderij + M
der Bauernhof - die Bauernhöfe
het bureau + M
der Scheibtisch - die Scheibtische
de kast + M
der Schrank - die schänke
de stoel + M
der Stuhl - die Stühle
de tafel + M
die Tisch - die Tische
de televisie + M
der Fernseher - die Fernseher
de tuin
Der Garten
het appartement + M
die Wohnung - die Wohnungen
de deur + M
die Tür - die Türen
de douche
die Dusche
de garage + M
die Garage + die Garagen
de keuken
die Kuchë
de muur + M
die Wand - die Wände
het toilet + M
die Toilette - die Toiletten
De badkamer + M
das Badezimmer - Die Badezimmer
de bank + M
das Sofa - die Sofas
het bed + M
das bett - die betten
de eengezinswoning
das Einfamilienhaus
het huis + M
das Haus - die Häuser
de kamer + M
das Zimmer - die Zimmer
het raam + M
das Fenster - die Fenster
de slaapkamer + M
das Schlafzimmer -
die Schlafzimmer
de woonkamer
das wohnzimmer
opruimen
aufräumen
schoonmaken
sauber machen
staan + M
stehen - gestanden
donker
dunkel
gezellig
gemütlich
groot
groß
klein
klein
licht
hell
beneden
unten
boven
ober
heel, helemaal
ganz
thuis
zu Hause
blauw
blau
geel
gelb
rood
rot
roze
rosa
wit
weiß
beschrijven
beschreiben
bevallen
gevallen
doen, maken
machen
horen
hören
lezen
lesen
spelen
spielen
vinden
finden
wonen
wohnen
her
geleden
fertig
klaar
ziemlich
best wel, tamelijk
die Nachbarn
de buren
nie
nooit
schlimm
erg
der Ort
de plek
nerven
irriteren
häufig
vaak
eng
krap
nutzen
gebruiken
wenn
als
zum Beispiel
bijvoorbeeld
der Stock
de verdieping
umziehen
verhuizen
brauchen
nodig hebben
umweltfreundlich
milieuvriendelijk
verbringen
doorbrengen
deshalb
daarom
das Holz
het hout
das Jahrhunderd
de eeuw
spazieren gehen
wandelen
altmodisch
ouderwets
