wiskunde 1.2.2 veeltermen optellen en aftrekken Flashcards
1
Q
a+b=b+a welke eigenschap is dit
A
het optellen is commutatief
2
Q
(a+b)+c= a+ (b+c) = a+b+c welke eigenschap
A
het optellen is associatief
3
Q
a.b= b.a welke eigenschap
A
het vermenigvuldigen is commutatief
4
Q
(a. b) . c = a. (b. c) = a.b .c welke eigenschap
A
het vermenigvuldigen is associatief
5
Q
a. (b +c) = a. b+ a .c
(a+b) . c = a. c + b. c welke eigenschap
A
het vermenigvuldigen is distributief t.o.v het optellen
6
Q
a. (b-c) = a. b - a . c
(a- b) . c = a. c- b . c welke eigenschap
A
het vermenigvuldigen is distributief t.o.v het aftrekken
7
Q
wat betekend herleiden van veeltermen
A
betekend gelijksoortige eentermen samen tellen