Werkwoorden op -er (infinitieven) Flashcards
1
Q
zingen
A
chanter
2
Q
houden van
A
aimer
3
Q
bellen/ telefoneren naar
A
téléphoner à
4
Q
zoeken
A
chercher
5
Q
luisteren
A
écouter
6
Q
kijken (naar)
A
regarder (à)
7
Q
dansen
A
danser
8
Q
spelen
A
jouer
9
Q
aankomen (op)
A
arriver (à)
10
Q
dragen
A
porter
11
Q
tonen
A
montrer
12
Q
verdergaan
A
continuer
13
Q
helpen
A
aider