werkwoorden -ER Flashcards
vergezellen
accompagner
kopen
acheter
dol zijn op
adorer
helpen
aider
houden van
aimer
aankondigen
annoncer
meebrengen
apporter
heten
(s’) appeler
aankomen
arriver
vooruitgaan
avancer
knutselen
bricoler
veranderen
changer
zingen
chanter
zoeken
chercher
beginnen
commencer
sluiten
fermer
feesten
fêter
roken
fumer
vriezen
geler
wonen
habiter
uitnodigen
inviter
gooien
jeter
spelen
jouer
gooien
lancer
logeren
loger
eten
manger
naar boven gaan
monter
tonen
montrer
zwemmen
nager
sneeuwen
neiger
schoonmaken
nettoyer
organiseren
organiser
praten
parler
oversteken
traverser
draaien
tourner
vinden
trouver
vallen
tomber
bezoeken
visiter
verbeteren
corriger
snijden
couper
kosten
couter
dansen
danser
verhuizen
déménager
vragen
demander
geven
donner
tekenen
dessiner
haten
détester
luisteren
écouter
uitvegen
effacer