werkwoorden Flashcards
danser
dansen
attendre
wachten
finir
eindigen
partir
vertrekken
offrir
voorstellen
avertir
verwittigen
grandir
groeien
grossir
dik worden
maigrir
vermageren
réfléchir
nadenken
réussir
slagen
rougir
rood worden
viellir
oud worden
finir
eindigen
partir
vertrekken
mentir
liegen
servir
dienen
sentir
voelen, ruiken
sortir
naar buiten gaan
dormir
slapen
offrir
aanbieden
couvrir
bedekken
ouvrir
openen
souffrir
lijden
accueillir
ontvangen
manger
eten
commencer
beginnen
envoyer
versturen
lever
opstaan
appeler
roepen, noemen, bellen
jeter
weggooien, werpen
se laver
zich wassen
aller
gaan
avoir
hebben
battre
slaan, kloppen
boire
drinken
courir
lopen
croire
geloven
devoir
moeten of mogen
dire
zeggen
écrire
schrijven
être
zijn
faire
doen of maken
falloir
moeten
lire
lezen
mettre
brengen
mourir
sterven
pleuvoir
regenen
pouvoir
kunnen of mogen
prendre
nemen
recevoir
ontvangen
rire
lachen
savoir
weten
suivre
volgen
se taire
stil zijn
tenir
houden
venir
komen
vivre
leven
voir
zien
vouloir
willen
connaître
kennen
conduire
rijden
craindre
vrezen
peindre
schilderen
se coucher
naar bed gaan
arrêter
stoppen
naître
geboren worden
arriver
aankomen
entrer
binnengaan
monter
omhoog gaan
descendre
naar beneden gaan
rester
blijven
tomber
vallen
sortir
buiten gaan
retourner
teruggaan
devenir
worden
mourir
doodgaan
payer
betalen
choisir
kiezen
vendre
verkopen
découvrir
weten
offrir
geven
maître
ontstaan
courir
rennen