Untitled Deck Flashcards
Le dépanneur
de hersteller
La chute libre
de vrije val
L’escalade
de beklimming / het klimmen
La falaise
de klif
La luge
de slee/ het sleeën
La solution
de oplossing
Réaliste
realistisch
Accepter
aanvaarden
Dépendre de
afhangen van
Emmener
meenemen
Hésiter
twijfelen
Prêter
(uit)lenen
Proposer
voorstellen
Opter pour
opteren voor/voorkeur geven
Refuser
weigeren
Sauter
springen
Voler
stelen
Être témoin de
getuige zijn van
Je n’y comprends rien
ik begrijp er niet van
Vous voulez/tu veux m’aider ?
wilt u /wil je me helpen ?
Vous voudriez / tu voudrais m’aider ?
zou u / zou je me willen helpen ?
Vous pouvez / tu peux m’aider à …
kunt u / kun je me helpen om te …
Vous pourriez/ tu pourrais m’aider à …
zou u / zou je me kunnen helpen om te …
Vous pouvez / tu peux me donner un coup de main ?
kunt u / kun je me een handje helpen ?
Vous pourriez/ tu pourrais me donner un coup de main ?
zou u / zou je me een handje kunnen helpen ?
Vous avez / tu as le temps de m’aider ?
hebt u / heb je tijd om me te helpen ?
J’ai besoin d’aide
ik heb hulp nodig.
Il faut m’aider
je moet me helpen.
Oui , bien sûr
ja , natuurlijk
Aucun problème
geen (enkel) probleem.
Avec grand plaisir
met veel plezier
Oui , qu’est-ce que je peux faire pour vous / toi ?
Ja , wat kan ik voor u / je doen ?
Comment est-ce que je peux vous / t’aider ?
hoe kan ik u / je helpen ?
Non , je suis désolé(e) . Je n’ai pas le temps.
Nee , het spijt me . ik heb geen tijd.
Je suis (très) occupé(e)
ik heb het (zeer) druk.
Non, je regrette . je ne peux pas vous / t’aider .
Nee het spijt me . ik kan u/ je niet helpen.
Vous avez / tu as un stylo ( pour moi) ?
Hebt u / heb je een balpen ( voor mij) ?
Je cherche …
Ik zoek …
Vous pouvez / tu peux m’expliquer … ?
kunt u / kun je me uitleggen … ?
Oui , tenez .
ja hier , pak aan .
Oui, voici .
ja ziehier .
Il faut …
je moet …
Je ne sais pas.
ik weet het niet ,
Je ne connais pas
ik ken dat niet .
Je peux vous / t’aider à …
Kan ik u / je helpen met…
Je peux vous / te donner un coup de main?
Kan ik u / je een handje toesteken?
Vous avez / Tu as besoin d’aide?
Hebt u / Heb je hulp nodig?
Je vous / te prête mon GSM ?
leen ik u / je even mijn gsm ?
Je vous / te donne un stylo ?
zal ik u / je een balpen geven ?
Si vous voulez / tu veux , je viens vous / te chercher.
als u wilt / je wilt , kan ik u / je komen halen.
Je vous / t’emmène à …
breng ik u / je naar …
Il faut contacter Card stop.
U / Je moet Card Stop contacteren .
Appeler un technicien .
een technicus bellen .
Aller au bureau de police .
naar het politiebureau gaan .
Merci , c’est gentil
dank u . da’s vriendelijk.
Oui , si ça ne vous / te dérange pas .
ja als u / je dat niet erg vindt.
Merci . ça peut m’aider vraiment .
bedankt . dat kan mij echt wel helpen .
Non merci . ce n’est pas nécessaire.
Nee danku . dat is niet nodig .
Merci , mais je ne peux pas accepter.
bedankt , maar dat kan ik niet aanvaarden .
Je vais demander de l’aide à … .
ik ga hulp vragen aan .
J’ai déjà appelé mes parents.
ik heb mijn ouders al gebeld.
D’accord . je le fais tout de suite .
oké ik doe het direct .
Ah , mais comment ?
ah maar hoe ?
Vous pourriez / tu pourrais m’aider ?
zou u / je me kunnen helpen ?
Vous avez / tu as envie de … ?
hebt u / heb je zin om … ?
Ça vous / t’intéresse de … ?
Interessert het u / je om …
…, ça vous / te dit ?
…, zegt dat u / je iets ?
Vous aimez / aimes faire … ( avec moi )?
wilt u / wil je graag … ( samen met mij)?
J’aime faire … .
ik wil graag…
Ça vous / te tente?
hebt u / heb je zin ?
Vous venez / tu viens aussi ?
komt u / kom je ook ?
Vous êtes/ tu es libre ?
bent u / ben je vrij ?
En plus , ce n’est pas trop cher .
bovendien is dat niet duur .
Difficile
moeilijk.
J’adore l’adrélanine .
ik ben gek op adrenaline .
J’adore la vitesse .
ik ben gek op snelheid .
Ah oui , j’adore
ah ja , dat vind ik super tof!
Oui , super!
ja super!
Certainement
zeker
Ça me paraît / semble top !
Dat lijkt me top !
Ça a l’air trop cool !
dat ziet er super cool uit!
C’est dingue !
dat is de max!
Oh , c’est origineel .
oh da’s origineel
C’est (trop) bien !
dat is (helemaal) oke
Nickel
dik in orde
Ça déchire
dat is super cool
Ça tombe bien . Je n’ai rien à faire .
Dat komt goed uit. Ik heb niks te doen .
Bof , je ne sais pas .
och , ik weet het niet .
J’hésite (un peu)
ik twijfel (een beetje)
Ça dépend ( de …)
dat hangt (ervan) af .
J’aime bien , mais c’est cher ,non ?
Je veux bien , mais j’ai encore beaucoup de travail .
Je n’ai pas le temps
ik heb geen tijd
J’aime bien , mais je ne peux pas faire ça .
J’aime bien ,mais c’est trop cher .
Oh non , je n’aime pas.
oh nee dat doe ik niet graag .
Ce n’est pas mon truc .
dat is niet mijn ding
Pas du tout !
zeker niet !
Franchement , ça me fait peur .
eerlijk gezegd ben ik daar wat bang van .
Ah non , je n’ose pas faire ça .
ah nee , dat durf ik niet te doen .
Pff , ça ne me dit rien .
pff , dat zegt me niets.
Selon moi, c’est dangereux.
Volgens mij is dat gevaarlijk.
Ça ne me semble pas réaliste.
dat lijkt me niet realistisch .
Dommage . j’ai déjà autre chose ( de prévu)
jammer . ik heb al iets anders ( gepland)
Je ne suis pas libre
ik ben niet vrij .
