werkwoorden 1-40 Flashcards
etre
zijn
zijn
etre
avoir
hebben
hebben
avoir
kunnen
pouvoir
pouvoir
kunnen
faire
doen
doen
faire
mettre
plaatsen
plaatsen
mettre
dire
zeggen
zeggen
diee
devoir
moeten
moeten
devoir
prendre
nemen
nemen
prendre
donner
geven
geven
donner
aller
gaan
gaan
aller
vouloir
willen
willen
vouloir
savoir
weten
weten
savoir
falloir
willen, moeten
voir
zien
zien
voir
demander
vragen
vragen
demander
trouver
vinden
vinden
trouver
rendre
teruggeven
teruggeven
rendre
venir
komen
komen
venir
passer
gaan
gaan
passer
comprendre
begrijpen
begrijpen
comprendre
rester
blijven
blijven
rester
tenir
bezitten
bezitten
tenir
porter
dragen
dragen
porter
tonen
montrer
tonen
montrer
montrer
tonen
parler
spreken
spreken
parler
continuer
doorgaan
doorgaan
continuer
penser
denken
denken
penser
suivre
volgen
volgen
suivre
connaitre
kennen
kennen
connaitre
croire
geloven
geloven
croire
commencer
beginnen
beginnen
commencer
compter
tellen
tellen
compter
entendre
verstaan
verstaan
entendre
attendre
wachten
wachten
attendre
remettre
terugzetten
terugzetten
remettre
permettre
toestaan
toestaan
permettre
appeler
bellen
bellen
appeler
occuper
bezetten
bezetten
occuper
devenir
worden
worden
devenir
partir
vertrekken
vertrekken
partir