werkcolleges Flashcards

1
Q

Wat zijn de transportmechanismen genoemd in de tekst?

A
  • MEGAFOL
  • Marien (naaldwijk)
  • Eolisch (boxtel)
  • Glacial/periglacial (Drenthe)
  • Antropogeen (maasvlakte van Rotterdam)
  • Fluviatile (echteld)
  • Organogeen (Woudenberg, veen)
  • Lacustrien

Dit zijn verschillende mechanismen die sediment en grondstoffen vervoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de tijdperken die in de tekst worden genoemd?

A
  • Pleistoceen
  • Holoceen

Deze tijdperken zijn belangrijk voor de geologie en ecologie van de aarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de belangrijkste glaciale landvormen?

A
  • Stuwwallen
  • Ijssmeltwaterdal
  • Sandr
  • Kameterras
  • Esker
  • Drumlin
  • Grondmorene
  • Eindmorene

Glaciale landvormen ontstaan onder invloed van landijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn periglaciale landvormen?

A
  • Dekzand
  • Flucioglaciale afzettingen
  • Pingo (ruine)
  • Permafrost

Deze vormen ontstaan tijdens een ijstijd, wanneer de bodem bevroren is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is cryoturbatie?

A

Smelten/bevriezen van grondwater waardoor mening van grond ontstaat.

Dit proces beïnvloedt de structuur van de bodem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vul de lege ruimte in: De O-horizont is de _______.

A

[strooisellaag]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de functie van de A-horizont?

A

Vegetatiehorizont/humuslaag (laag waar wortels in wroeten)

Dit is cruciaal voor de plantengroei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar komt podzolgrond voornamelijk voor?

A

Hoofdzakelijk noordelijk, central en zuidelijk zandgebied

Deze grondsoort is vaak te vinden in specifieke zandgebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vul de lege ruimte in: Brikgrond komt voor in _______.

A

[zuid-limburg en de stuwwal bij Nijmegen]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar is eerdgrond vaak te vinden?

A

Zandgronden (bijvoorbeeld poststalsysteem)

Deze grondsoort komt veel voor in zandachtige gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar bevindt veengrond zich?

A
  • Veenweide gebied van Noord- en zuid holland
  • Wieden-weerribben in overijssel
  • Kleinere veengebieden in Drenthe, Overijssel en Brabant

Dit type grond is typisch voor natte gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het kenmerk van vaaggrond?

A

Zandgrond of klei

Het komt voor in rivierengebied en kustgebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de elementen die een landschap vormen?

A
  • Landvormen (heuvels, dalen, ruggen, vlaktes)
  • Bodems (bodemkunde)
  • Flora en fauna (ecologie)
  • Menselijke bewoning en gebruik (archeologie)

Deze elementen samen vormen een uniek landschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly