wereld Flashcards
1
Q
kenmerken van atmosferische circulatie
A
- wind waait van hoge luchtdruk gebied naar lage luchtdruk gebied
- passaat is stabiele, stevige wind van supgtropen naar evenaar
- ITCZ
- moesson is halfjaarlijks wisselende wind
2
Q
klimaatfactoren
A
- geografische breeedteligging
- gebergtes en hootge
- type oppervlak
3
Q
verschillende zone’s
A
- tropisch
- aride
- suptropisch
- gematigd
- boreale
- polaire
4
Q
groepen gesteente
A
- stollingsgesteenten
- sedimentgesteenten
- metamorfgesteenten