Wegen Flashcards

1
Q

Wie moet voorrang verlenen bij een obstakel?

A

De weggebruiker aan wiens kant van de weg het obstakel staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mag je op eenrichtingswegen achteruit rijden of keren?

A

Nee, behalve als je gaat parkeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar moet je rekening mee houden als fietsers, snorfietsers of bromfietsers de rijbaan op komen?

A

Dat ze vaak de rijbaan opkomen zonder te kijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een fietsstraat?

A

Een straat die speciaal voor fietsers is ingericht. Ander verkeer is hier “te gast” en moet zoveel mogelijk rekening houden met fietsers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke verkeer mag jou binnen de bebouwde kom rechts inhalen?

A

Fietsers en snorfietser. Bromfietsers mogen dit niet (maar zullen het in de praktijk toch vaak doen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer mag je voorsorteren op een fietsstrook?

A

Alleen als die met onderbroken strepen is gemarkeerd en het geen gevaar voor ander verkeer oplevert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het effect van een snelheidsverhoging op de middelpuntvliedende kracht?

A

De toename is kwadratisch (dus een snelheidstoename van 2 zorgt voor een verhoging van de middelpuntvliedende kracht van 4).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mag je inhalen in een bocht?

A

In theorie is dit niet verboden, maar meestal is het niet verstandig omdat het niet veilig kan. Voor examenvragen kun je er in principe vanuit gaan dat dit niet mag, zeker als het zicht in de bocht niet goed is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar moet je rekening mee houden als je op een dijkweg rijdt?

A

Dijkwegen zijn vaak onoverzichtelijk omdat ze smal zijn, geen wegmarkering of uitwijkingsmogelijkheden hebben, het wegdek slecht kan zijn en verkeer van de zijkant je moeilijk kan zien omdat hun deel van de weg vaak oplopend is. Je kunt hier vaak niet veilig inhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke minimumsnelheid moet een voertuig kunnen halen om op de autoweg te mogen rijden?

A

50 k/m per uur (dus tractoren, brommobielen etc. mogen er niet rijden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe weet je of een weg een autoweg is?

A

Dit kun je zien aan het blauwe vierkante bord of aan de groene streep door het midden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke minimumsnelheid moet een voertuig kunnen halen om op de autosnelweg te mogen rijden?

A

60 k/m per uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is het toegestaan op de autosnelweg te keren, achteruit te rijden of stil te staan?

A

Nee. In noodsituaties mag je je echter wel op de vluchtstrook begeven en er desnoods stilstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Met welke combinatielengte (vrachtauto’s of auto’s met aanhangwagen) is het niet meer toegestaan de derde rijstrook op een autosnelweg te gebruiken?

A

7 meter. Een uitzondering geldt als ze willen voorsorteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer mag je op de spitsstrook rijden?

A

Tijdens spitsuren. Borden geven aan of de rijstrook geopend is of niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer gaat een spitsstrook toch niet open tijdens spitsuren?

A

Als er slecht zicht is, bijvoorbeeld door mist of sneeuw, of bij ongevallen.

17
Q

Wat moet je doen als je pech krijgt op een spitsstrook?

A

Langs de spitsstrook zijn regelmatig vluchthavens, je kunt doorrijden naar de eerstvolgende vluchthaven.

18
Q

Waar moet je rekening mee houden bij gele (tijdelijke) strepen?

A

De rijstrook is vaak smaller, er zijn geen uitwijkmogelijkheden (dus ook geen vluchtstrook) en de maximumsnelheid is vaak lager.

19
Q

Welke soorten wegen zijn er?

A

A-wegen (snelwegen - rood), N-wegen (nationale wegen - geel) en E-wegen (Europese wegen - groen)

20
Q

Wat betekent een groene doorgetrokken streep op de as van de weg?

A

Dat een maximumsnelheid van 100 k/m per uur geldt. Deze strepen vind je op autowegen.

21
Q

Wat geven doorgetrokken zijstrepen op de weg aan?

A

Dat je van links en rechts geen verkeer hoeft te verwachten.

22
Q

Wat geven onderbroken zijstrepen op de weg aan?

A

Dat andere weggebruikers van links of rechts de weg kunnen opkomen of oversteken.

23
Q

Waar moet je rekening mee houden als een weg buiten de bebouwde kom geen middenstreep en onderbroken zijstrepen heeft?

A

Andere verkeersdeelnemers mogen op deze wegen lopen, keren, draaien, in- en uitstappen, oversteken, etc. Vaak zal op deze weg een maximumsnelheid van 60 k/m per uur gelden, maar de borden blijven leidend. Staat er geen bord, dan is de maximumsnelheid 80 k/m per uur (de standaard buiten de bebouwde kom).