Week 9 Flashcards
Hoe wordt urineverdunning bereikt?
Door het wegpompen van zouten (vooral natrium).
Wat is de countercurrent multiplier?
De lis van Henle loopt naar omhoog het merg in en dan weer terug naar beneden. De begeleidende vasa recta lopen langs het opstijgende deel naar beneden en langs het dalende deel omhoog. Zo vindt er uitwisseling plaats tussen twee tegenstromen.
De tegenstroomprincipes zijn in de nier belangrijk voor de opbouw van een concentratiegradient. Het vermogen om te concentreren en verdunnen vindt plaats vanwege deze gradient. Deze gradient wordt van schors naar medulla steeds groter en de doorbloeding neemt van schors naar merg juist af om zo de gradient niet weg te spoelen.
Hoe wordt een concentratiegradient gemaakt door de nier?
het begint met een iso-osmotische voorurine. De NKCC2 kanalen in de TAL zorgen voor een verschil door 200 mOsm/L door 100 mOsm/L natrium te reabsorberen naar het interstitium. Hierdoor ontstaat er een osmolariteit van 400 mOsm/L in het interstitium en 200 mOsm/L in de TAL.
Uit de TDL wordt weer water gereabsorbeerd door de gradient met als gevolg dat de osmolariteit in de TDL stijgt.
! In het interstitium heeft de reabsorptie geen invloed op de osmolariteit.
Naarmate de urine doorstroomt stijgt de osmolariteit van de aangevoerde urine in de TAL.
Hoe zit het met de doorlaatbaarheid van het nefron?
In het dalende deel van de lis van Henle kan alleen water uit het lumen verdwijnen > via vasa recta afgevoerd.
Natrium kan de lis niet uit!
Wat doet ureum?
Naast NaCl levert uereum een belangrijke bijdrage aan de concentratiegradiënt: concentratie ureum hoogst in diepste punt van merg.
50% van het ureum wordt in de proximale buis gereabsorbeerd en in de lis van Henle wordt het opnieuw toegevoegd aan het filtraat en vindt er reabsorptie plaats in de distale tubulus.
Wat is de rol van de verzamelbuizen?
Selectief varieren en profiteren van de concentratiegradient als de samenstelling van de urine sterk variëren.
Bij aanwezigheid van veel ADH zullen de H2O kanalen open staan en zal er veel water worden gereabsorbeerd en raakt de urine sterk geconcentreerd.
Bij weinig ADH zullen de porines dicht blijven en blijft de urine verdund.
Hoe vindt de ‘echte waterreabsorptie’ plaats?
Aan de basolaterale zijde zitten receptoren, ADH koppelt hieraan en daardoor wordt er een cascade geactiveerd. Deze cascade activeert de AQP2, deze zullen in vesicles naar het apicale membraan verplaatsen en versmelten. Nu bevat het apicale membraan aquaporines om het water te reabsorberen.
Wat zijn factoren die de urineconcentratie en verdunning beïnvloeden?
- Lengte van lissen van Henle
- Activiteit van NaCL reabsorptie in de TAL
- Hoeveelheid eiwit in voeding
- Medullaire bloedflow
- Permeabiliteit van de verzamelbuis
- Flow
- Pathofysiologie: lis diuretica = geen gradient; diabetes inspidus = ADH probleem
Wat gebeurt er bij een dreigend zout tekort?
Dit wordt opgemerkt in de macula densa: deze cellen stimuleren via prostglandines de secretie van renine > meer renine = meer angiotensine II en aldosteron.
Hierdoor vindt er zoutretentie plaats in de nier.
Stoornissen: hypertensie en oedeem
Wat gebeurt er bij een dreigend water tekort?
Dit wordt opgemerkt doordat de serumosmolariteit stijgt, de osmoreceptoren in de hypofyse stimuleren de afgifte van ADH door de hypofyse. ADH vertelt de nier om via de AQP2 water te reabsorberen.
Stoornissen: hyponatriëmie/hypernatriëmie
Wat is het verschil tussen volumeregulatie en osmoregulatie?
Volumeregulatie grijpt in op de hoeveelheid Na+ (mmol) en osmoregulatie grijpt in op de natriumconcentratie (mmol/L)
Waarom is natrium zo belangrijk?
Het speelt een rol in de volume en osmoregulatie. Natrium is een kation in de extracellulaire vloeistof het bepaalt het extracellulaire volume en daarmee de bloeddruk en orgaanperfusie.
Wat is een neurohumorale respons van de nier?
Wanneer het ECV daalt, zorgen renale baroreceptoren ervoor dat het GFR daalt. Dit wordt opgemerkt door de macula densa celen, hierdoor wordt er renine afgegeven.
De concentraties angiotensine II en aldosteron nemen toe waardoor er meer natriumreabsorptie is en waterretentie plaatsvindt.
AVP = ADH
Waar zorgt AVP/ADH voor?
Dit zorgt voor waterretentie voor VP2 receptoren in de verzamelbuis.
Bij een te kort aan water zal er eerst meer water worden vastgehouden via AVP/ADH. Wanneer dit onvoldoende is zal er een dorstprikkel ontstaan.
Wat is de volumeregulatie?
Dit is de regulatie van het extracellulaire volume. Dit wordt primair geregeld door de uitscheiding van natrium via natriumexcretie en uitscheiding van zouten
Wat is de osmoregulatie?
Dit is het mechanisme waar de hoeveelheid water wordt aangepast aan de hoeveelheid natrium, en dit volgt als passieve stap de volumeregulatie. De plasma osmolaliteit wordt gemeten door de osmoreceptoren in de hypothalamus.
Hoe kun je de volumeregulatie en osmoregulatie meten?
Volumeregulatie = aan de hand van natrium in de urine, dit is een maat voor het functioneren van het RAAS
Osmoregulatie = door de urine osmolaliteit te meten, dit is een maat voor de ADH.
Hoe kan natriumretentie worden geremd?
- Renineremmer
- ACE-remmer
- ARB (angiotensine II receptor blokkers)
- Aldosteron synthase remmers
- Spironolactone (blokkeert receptor voor aldosteron)
(Een RAAS-blokkade moet gecombineerd worden met diuretica: blokkeren natriumreabsorptie)
Wat gebeurt er als een niet-vluchtig zuur wordt opgevangen door bicarbonaat (buffer)?
Er wordt geen CO2 geproduceerd maar H+, hierdoor vindt er verzuring plaats. En dit gaat ten koste van de totale buffercapaciteit.
Hoe wordt bicarbonaat afgevoerd?
In de longen wordt het omgezet tot CO2 (door koolzuuranhydrase) en dan blaas je het CO2 uit.
Hoe kan je een metabole acidose verhelpen?
Dit kan je deels respiratoir compenseren, je zorgt ervoor dat de CO2 naar beneden gaat. De setpoint van CO2 gaat naar beneden om de pH op 7,4 te houden en hierdoor wordt er meer uitgeblazen.
Verder helpt de nier verder, er wordt meer bicarbonaat gemaakt om de buffercapaciteit op orde te brengen.