week 8 Flashcards

1
Q

wat is de werking van metformine en wat zijn de bijwerkingen?

A

reduceert gluconeogenese, verhoogt insuline gevoeligheid, verlaagt HbA1c
diarree, misselijkheid, verminderde eetlust, melkzuuracidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de werking van sulfonylureum derivaten en wat zijn de bijwerkingen?

A

stimuleren beta cellen om meer insuline af te geven

toename gewicht en hypoglycaemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de werking van thiazolidinediones en wat zijn de bijwerkingen?

A

verbeteren werking van insuline en verminderen insuline resistentie, verminderen glucose productie van de lever, verbeteren perifere glucose opname.
vochtretentie, hartfalen, osteoporose, blaaskanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de werking van DPP-4 remmer en wat zijn de bijwerkingen?

A

versterken werking van GLP-1

urinaire infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de werking van GLP-1 injecties en wat zijn de bijwerkingen?

A

glucose-afhankelijke insuline afgifte gaat omhoog, glucagon release omlaag, gasttic emptying omlaag, verzadigdheid omhoog
misselijk, braken, pancreatitis, gewichtsverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

symptomen diabetes?

A

polydypsie, polyurie, wazig zien, vermoeidheid, slechte wondgenezing, infecties, gewichtsverlies, misselijkheid en braken (diabetische ketoacidose bij type 1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn kenmerken van een diabetische ketoacidose?

A

snel begin, kussmaul ademhaling, aceton lucht, misselijk/braken, buikpijn
lager plasma glucose, lagere pH, ketenen, variabel osmolariteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn kenmerken van een hyperglycemische hyperosmotische ontregeling?

A

ontstaat na dagen/weken, verlaagd bewustzijn, neurologische uitval, krampen in benen
hogere plasma glucose, hogere pH, geen ketenen, hoge osmolariteit, comateus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wanneer stel je de diagnose diabetes?

A
  • nuchter plasma glucose > 7 mol/L
  • willekeurig plasma glucose > 11,1 mol/L
    bij een abnormale waarde is typisch symptoom nodig voor de diagnose, bij twee abnormale waarde niet
  • HbA1c > 6,5 %
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

door welke cellen wordt GIP geproduceerd?

A

K-cellen in duodenum en jejunum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

door welke cellen wordt GLP-1 geproduceerd?

A

L-cellen in het ileum en proximale colon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke incretine neemt af bij diabetes?

A

GLP-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn effecten van GLP-1?

A

vermindert de gastric emptying, verhoogd insuline afgifte, zorgt voor extra beta cel massa en zorgen dat deze minder apoptotisch worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is het effect van een Roux-en-Y gastric bypass?

A

hongergevoel neemt af, verzadigingsgevoel neemt toe, versterkte afgifte PYY en GLP-1, insuline secretie neemt toe en insuline gevoeligheid neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de kenmerken van een hypoglycaemie?

A

zweten, tremor, palpitaties, angst, honger, verwardheid, tinteling om de mond, problemen met zien, zwakheid, duizelig, hoofdpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn mogelijke oorzaken van een hypoglycaemie?

A

te veel insuline spuiten, onvoldoende eten, beweging/training geïnduceerde hypoglycaemie, alcohol, gebruik bètablokkers