week 7 Flashcards
wat is de rol van de hypothalamus bij het ontstaan van obesitas?
bevat een lipometer, die setpoint van lichaamsgewicht bepaald. bij dreiging van overgewicht gaat energieverbruik omhoog en voedselinnname omlaag.
bij obesitas is setpoint te hoog, waardoor er chronisch een kleine positieve verschuiving in energieopslag is
welke factoren hebben invloed op het energieverbruik?
afferente signalen: eetlust verlagen/energieverbruik verhogen:
- GI: glucagon, CCK, glucaon-like peptides, bombesin peptides, glucose
- endocrien: adrenaline
- vetweefsel: leptine
- perifeer: noradrenaline
- centraal: dopamine, y-aminobutyric acid, serotonine, CCK
efferente signalen: verhogen eetlust/verlagen energieverbruik:
- GI: opioïden, neurotensine, GHRF, somatostatine
- endocrien: adrenaline
- vetweefsel: leptine
- perifeer: noradrenaline
- centraal: galanine, opioïden, GHRF, somatostatine
welke processen treden op bij een stijging van het lichaamsgewicht?
- stijging van energieverbruik in 24 uur
- stijging van energieverbruik bij inspanning
- stijging van thermisch effect van voedsel
- stijging van de werking van TSH
- stijging sympathische activiteit
- daling parasympathische activiteit
wat zijn de oorzaken van de obesitas epidemie?
- voeding: gemiddelde calorie inname is toegenomen
- beweging: de mens beweegt minder
- omgevingsfactoren: minder vraag naar fysieke arbeid
- erfelijke aanleg
wat zijn de verschillende behandelopties bij obesitas?
- dieet en beweging: op korte termijn gewichtsreductie van 5-15 kg, op lange termijn geen effect
- farmacotherapie: verschillende mogelijkheden:
- remmers energie intake
- stimulatoren van energieverbruik
- stimulatoren van vetmetabolisme
- reductie vetopname
medicatie niet in staat om setpoint te resetten - batriastische chirurgie: restrictieve procedures (maagverkleining) of malabsorptie procedures (roux-en-y bypass)
wat is cholesterol?
- gevormd door novo synthese
- verlaat de lever in vorm: VLDL, HDL, vrij cholesterol in gal, galzuren/zouten
- enkel in dierlijke producten
- aangeraden inname: 300 mg/dag
hoe wordt cholesterol gesynthetiseerd?
begint met 2 stoffen: acetyl-CoA en acetoacetyl-CoA. belangrijkste enzym: HMG-CoA reductase (snelheidsbepalende stap). statines remmen HMG-CoA reductase.
wat zijn lipoproteïnen en in welke vormen komt het voor?
mantel = hydrofiel, kern = lipofiel. vervoerd triglyceriden. kan ook apolipoproteïnen op de mantel bevatten, wat kan zorgen voor atherosclerose.
indeling van laagste naar hoogste dichtheid:
- chylomicron (kleinst)
- chylomicron remnant (minder triglyceriden)
- VLDL
- LDL
- Lpa: LDL + staart
- HDL
welke apolipoproteïnen zijn er?
Apo A: bij HDL
Apo B: bij de rest
Apo C: bij chylomicronen, VLDL, HDL
Apo E: bij chylomicronen, IDL, VLDL, HDL
wat is de exogene pathway?
vervoer triglyceriden en cholesterol via chylomicron (MTP nodig voor aanmaak) –> LPL in capillairen zorgt voor binding van de triglyceriden (nu remnant) –> remnant wordt opgevangen door LRP- of LDLR-receptor en gaat terug naar lever –> Apo-C2 bindt aan LPL
wat is de endogene pathway?
het remnant wordt opgenomen in lever door remnant receptor –> vorming VLDL –> LDL haalt triglyceriden uit deeltje, waardoor IDL ontstaat –> omzetting in LDL –> 3 mogelijkheden:
- opname door extrahepatische cel
- opname door LDL-receptoren in lever
- opslag in vaatwand
wat is het metabolisme van de LDL-receptor?
- zit in een clathrin coated pit in de lever
- bij binding met LDL wordt het complex opgenomen in een vesicle
- LDL wordt afgebroken, LDL-receptor wordt gerecycled door PCSK9
- PCSK9 in vesicle –> afbraak LDL-receptor
- weinig PCSK9 –> minder hart- en vaatziekten
wat is familiaire hypercholesterolemie?
te veel cholesterol in het bloed door fout in LDL-receptor gen. direct ingrijpen met statines. symptomen: - arcus lipoides - xanthomen - xanthelasmata
wat is het effect van statines?
statines (HDL) zorgt voor reverse cholesterol transport. via LCAT wordt cholesterol naar de binnenkant van HDL getransporteerd. CETP zorgt voor de overdracht van triglyceriden van LDL naar HDL. HDL is een goede maat voor efflux capaciteit.
welke vormen van macronutriënten zijn er?
- koolhydraat: korte termijn energieopslag
- vet: lange termijn energieopslag
- eiwit: geen energieopslag, wel functie in stikstofbalans (dus alleen functioneel element)
hoe werkt de eiwit- en aminozuur turnover?
afbraak eiwit –> vrijkomen aminozuur –> vorming ureum in lever
aminozuren vormen ammoniak icm waterstofatomen –> toxisch!
per dag 200 gram eiwit afbraak en opbouw. aminozuurpool bevat 100 gram aminozuren, hiervan wordt 70 gram uitgescheden als metabolieten via de urine.
wat is de stikstofbalans?
intake - (minus) verlies via urine, faeces en huid
om homeostase te behouden moet intake en verlies even groot zijn.
formule:
stikstofbalans = eiwit intake/6,25 - (ureum stikstof in 24-uurs urine/0,8 +2,5)
wanneer ontstaat er een positieve of een negatieve stikstofbalans?
positief:
- tijdens groei
- bij hypothyeroïdie
- bij wondgenezing
- tijdens zwangerschap
negatief:
- bij grote wonden/brandwonden
- bij koorts
- bij hyperthyreoïdie
- bij cachexie
- tijdens vasten