week 6 Flashcards

1
Q

In welke groepen kan al het leven op aarde onderverdeeld worden?

A
  • Eukaryoten
  • Bacteriën
  • Archaea
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe groot zijn bacteriën ongeveer?

A

Net zo groot als mitochondrien menselijke cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de commensale (huid)flora?

A

De normaal aanwezige fungi, mijten en bacteriën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke stappen moet je volgen voor gramkleuring?

A
  1. behandel het objectglas met kristalviolet
  2. voeg lugoloplossing toe bacteriën kleuren paars
  3. voeg alcohol toe. –> gram+ blijft paars, gram- wordt kleurloos
  4. voeg fuchsine toe. Dit zorgt ervoor dat gram- rozerood wordt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke bacterie wordt de vleesetende bacterie genoemd?

A

Groep A streptococcen/S. pyogenes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de pathogeniciteit?

A

Het vermogen van een organisme om ziek te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is virulentie?

A

De ernst van de ziekteverschijnselen/de hoeveelheid schade die het micro-organisme kan aanrichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke commensale bacteriën zijn er?

A
  • S. aures
  • S. Pyogenes
  • S. Pneumoniae
  • E. Coli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke gramkleuring en formatie hebben de staphylococcus? Welke zijn er?

A

Gram+ kokken in tros

  • S. aureus
  • S. epidermis
  • S. lugdunensis
  • S. capitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke virulentiefactoren heeft de S. Aureus allemaal?

A
  • Kapsel
  • proteïne A
  • productie van enzymen
    • coagulase (stolling)
    • katalase
    • hemolyse
    • fibrinolyse
  • kunnen toxines aanmaken
    • cytotoxines
    • enterotoxines
    • TSST-1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voor welke ziekte kan de S. Aureus allemaal zorgen?

A

Huidinfecties
Diarree/braken
Via de bloedbaan –> artritis/endocarditis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op welke manier kan je bacteriën aantonen?

A

Microscopie (gram preperaat)
Kweek
Antigeen detectie
Nucleïnezuur detectie (PCR)

Serologie (antistoffen aantonen, vooral achteraf handig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar zijn de volgende groepen resistent tegen?

  • MRSA
  • BLNAR
  • CPE
  • VRE
  • BORSA
  • ESBL
A

methicilline resistente S. Aureus
borderline oxacillin resistente S. Aureus
beta-lactamase negatief amoxicilline resistent
extended spectrum beta-lactamase
vancomycine resistente enterokok
carbapenemase producerende enterobacteriaceae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is endosymbiogenese?

A

Sommige cellen zijn een samensmelting van eukaryote cellen en prokaryote cellen ergens in de evolutie.

Een voorbeeld hiervan is dat mitochondriën in dierlijke cellen en chloroplasten in planten waarschijnlijk aanvankelijk bacteriën waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is laterale genoverdracht?

A

Bacteriën die intracellulair zitten kunnen de genen van hun eukaryote gastheer opnemen en in hun bacteriële gnoom inbouwen. Andersom is ook mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bevatten virussen RNA of DNA?

A

Hangt van het virus af.

17
Q

Wat zijn spore?

A

In een spore zit één DNA-streng omgeven door een laag peptidoglycanen en een mantel keratineachtig eiwit.

Spore zijn aanwezig wanneer een bacterie zich in een ongunstige omstandigheden bevindt.

18
Q

In welke 2 groepen kunnen de toxische componenten onderscheiden worden?

A
  • Endotoxinen: cel gebonden toxische componenten

- Exotoxinen: oplosbare eiwitten die door o.a. bacteriën kunnen worden uitgescheiden.

19
Q

In welke 4 hoofdgroepen kunnen bacteriën onderverdeeld worden?

A
  • heterotroof –> organische verbindingen
  • autotroof –> enkelvoudige koolstofverbindingen
  • fototroof –> halen hun energie uit licht
  • chemotroof –> chemische verbindingen uit lichaam
20
Q

Welke groep bacteriën is voor de mens pathogeen?

A

chemo-heterotroof

21
Q

Hoe snel groeien bacteriën in optimale omstandigheden? Waar is dit van afhankelijk?

A

Verdubbelen om de 20 min.

  • soort bacterie
  • chemische samenstelling omgeving
  • temperatuur
22
Q

Wat is impetigo? (epidermis)

A

Aandoening van de epidermis. Komt vooral voor bij jonge kinderen en wordt veroorzaakt door de S. Aureus of groep A streptokokken (of beide tegelijk).

Ontsteking laat geen littekens achter

DD
- herpes simplex labialis

AV –> niet nodig

behandeling –> fusidinezuurcrème + advies regelmatig handen wassen met zeep en neus vaak te snuiten

23
Q

Wat is bullaire impetigo?

A

impetigo met blaasvorming door toxinevorming S. Aureus

24
Q

Wat is folliculitis? (epidermis)

A

Ontstaat bij ophoping talg in afgesloten haarfollikel. Als hier een infectie optreedt meestal S. Aureus.

Kan worden herkend aan een opervlakkige puist/pustel.

Behandeling –> hygiëne + creme of gel.

25
Q

Wat is een furunkel? (epidermis)

A

steenpuist, deze is dieper gelegen dan een infectie van een haarfollikel. Furunkels ontstaan door fistelvorming naar de huid met drainage opening door de S. Aureus.

Als meerdere furunkels samenvloeien ontstaat er een karbunkel.

Flucloxacilline kan worden gegeven als ze zich op een riskante plek bevinden.

26
Q

Wat is erysipelas (epidermis)?

A

acute lokale ontsteking van de epidermis. Meestal in benen minder vaak in armen en gezicht. Gebied is pijnlijk, rood en warm en scherp begrensd.

Gaat vaak via een infectie van de huid door groep-A-streptokokken/beta-hemolytische streptokokken.

Ouderen, DM of lokale factoren geven een verhoogd risico.

Kweek vaak negatief –> voorkeur penicilline

27
Q

Wat is cellulitis?

A

Ontsteking van de huid en subcutus. Erysipelas te beschouwen als een onderdeel van cellulitis.

Koorts, pijn en algehele malaise. In Nederland lopen per jaar 40.000 patiënten cellulitis op. 7% moet opgenomen worden.

Acute ontsteking subcutus –> benen niet vaak armen en gelaat. Vaak koorts soms koude rillingen.

ontstekingssymptomen treden op en is niet scherp begrensd.

vaak door S. Aureus

28
Q

Waar staat NSTI voor? Wat is de mortaliteit?

A

Necrotiserend weke dele infectie (necrotic soft tissue infection).

Bestaat uit: necrotiserende fasciitis, fournier’s gangreen en gasgangreen (myonecrose).

Gemmidelde mortaliteit is 22% (range 6-80%)

29
Q

Faxciitis necroticans:

  • wat is het?
  • type 1
  • type 2
  • alarmsymptomen
  • diagnostiek
  • behandelmogelijkheden
A

necrose van de fascie. Mortaliteit is hoog rond de 33%.

type 1 –> naar de huid toe. vaak menginfectie anaeroob/aeroob en streptokokken postoperatief.

type 2 –> huid naar fascie bijna altijd mono-infectie groep-A-streptokokken

klinisch beeld erg aspecifiek

CONSULT CHIRURG ALTIJD!!!!

Alarmsymptomen:

  • buitenproportionele pijn (bij bijv. kleine laesie)
  • gespannen oedeem
  • oedeem voorbij het erytheem
  • paarse of zwarte verkleuring
  • verminderd gevoel of zwakte

Diagnostiek:

  • CT (gasbellen te zien)
  • ECHO (gasbellen te zien)
  • X (gasbellen te zien)
  • MRI meest sensitief
  • bloedonderzoek WBC verhoogd en natrium laag

Behandelmogelijkheden:

  • combinatie van antibiotica
  • consult chirurg
  • IV immunoglobuline (niet bewezen effectief)
  • postexpositie profylaxe voor invasieve groep-A-streptokokken en vatbare/immuunincompotente familieleden.
30
Q

Wat is erythrasma?

A

Huidafwijking die vaak voorkomt bij DM 2. Veroorzaker is corynebacterium minutissimum. Deel van de huid wordt rood/bruin. Meestal weinig klachten en in vochtige omgeving.

DD

  • candida infectie
  • eczema seborroicum
  • psoriasis
  • tinea coporis
31
Q

Wat is het werkingsmechanisme van macroliden AB?

A

Verstoren bacteriële eiwitsynthese door reversibel te binden aan de 50S subunit. –> meestal bacteriostatisch.

Kan in hoge dosering tijdelijke gehoorverlies geven.

-mycine

erythromycine + claritromycine remmen P450
azithromycine doet dit niet

32
Q

Wat is het werkingsmechanisme van tetracycline AB?

A

Verstoren bacteriële eiwitsynthese door reversibel te binden aan de 30S subunit. –> meestal bacteriostatisch.

bsAB

CAVE contra-indicatie: zwangeren of kinderen < 13

-cycline

doxycycline en minocycline

33
Q

Op welke manieren kan resistentie ontstaan?

A

Productie van inactiverende eiwitten
Aanmaak van efflux-pompen
Verminderde penetratie van AB
Verandering van het doel molecuul

34
Q

Welke 6 stappen zijn er voor het kiezen van een behandeling?

A
  1. vaststellen probleem
  2. doel van behandeling
  3. uitzoeken behandelopties
  4. kiezen geschikte optie
  5. vaststellen definitieve optie
  6. informeren van patient + f/u