Week 5 - Patients' context matters Flashcards

1
Q

Wat kan je zeggen over de stijging van de levensverwachting?

A

Overal stijgt het maar deze stijging is het grootst in ‘arme’ landen. Het verschil tussen landen is kleiner geworden. Maar er is ook een verschil binnen landen zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat kan je zeggen over verschillen in levensverwachting op gebied van opleiding?

A

Deze verschillen enorm. Zo leven hoger opgeleide mannen bijna 7 jaar langer dan laag opgeleiden. Het verschil is zelfs groter als je kijkt naar het leven in good health (14 jaar bij mannen tussen hoog en laag opgeleid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat kan je zeggen over de levensverwachting onder rokers in Nederland ten opzichte van opleiding?

A

Hoewel het aantal rokers in Nederland daalde, steeg het gat tussen aantal rokende hoogopgeleiden en laagopgeleiden 1990: 38% (l.o.) tov 32% (h.o.) 2014: 27% (l.o.) tov 18% (h.o.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kan men doen aan socio-economische ongelijkheid in gezondheid?

A
  1. Versterken van individuen (educatie, informatie)
  2. Versterken van de gemeenschap; horizontale en verticale interventies
  3. Verbeteren van leef- en werkomstandigheden (bijv. beperken uitlaatgassen, huisvesting)
  4. Stimuleren van macrobeleid (verdeling van inkomens)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de grootste reden voor health inequalities en wat zijn effectieve interventies?

A

Lifestyle is een grote reden.
Preventie is belangrijk:
-Gezond eten
-Genoeg lichaamsbeweging krijgen
-Niet roken
-Behouden van sociale relaties (grote factor, met name als je oud bent)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ziet het framework inequalities van Whitehead eruit?

A

Zie afbeelding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kan je door middel van het versterken van individuen de sociaaleconomische ongelijkheid in de zorg verminderen?

A

Reden:

  • tekort aan kennis/overtuigingen/zelfstandigheid
  • Probleem zijn individuele karakteristieken

Oplossing:
-educatie en ontwikkeling om tekortkoming de baas te zijn

Voorbeelden:
campagnes, levensvaardigheden-groepen, één-op-één begeleiding/therapie.

Dit komt vaak door een tekort aan kennis, overtuigingen, zelfstandigheid, praktische competentie in levensvaardigheden en machteloosheid. Een oplossing hiervoor kan educatie en ontwikkeling zijn om deze tekortkomingen de baas te zijn.

Individuen moeten beter voor zichzelf op kunnen komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem een voorbeeld van een interventie op het gebied van het versterken van de individu

A
  • Taalcursus voor mensen die laaggeletterd zijn
  • Jobcoaching
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kan je door middel van het versterken van gemeenschappen de sociaaleconomische ongelijkheid in de zorg verminderen?

A

Versterken van gemeenschappen door de opbouw van sociale cohesie (samenhang) en wederzijdse ondersteuning.

Mensen worden buitengesloten van deelname in de community.
Deze mensen erbij betrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom zou je gemeenschappen willen versterken om de sociaaleconomische ongelijkheid in de zorg te verminderen?

A

Het uitsluiten van personen en het afpakken van iemands waardigheid en zelfrespect heeft de grootste invloed op de gezondheid.
Door hierop in te spelen kan men de sociaaleconomische ongelijkheid in de zorg aanpakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke soorten sociale interacties zijn er (gemeenschappen versterken om sociaaleconomische ongelijkheid in zorg te verminderen)?

A

Horizontale sociale interacties
Verticale sociale interacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn horizontale sociale interacties?

A

interacties tussen leden van dezelfde gemeenschap/groep, hierdoor zijn personen in staat om collectief te werken aan een gezonde omgeving, zoals het opbouwen van de infrastructuur (om sociale interactie te vergemakkelijken).
Wanneer de gemeenschap samenwerkt kunnen ze de lokale omgeving beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn verticale sociale interacties?

A

interacties tussen groepen op verschillende plaatsen van de sociale ladder, zoals systemen voor sociaal welzijn en initiatieven om het democratische proces te verstreken zodat iedereen kan participeren.
Het bevorderen van solidariteit in de samenleving leidt tot minder verdeeldheid, minder sociale ongelijkheid en eerlijkere toegang tot bronnen voor gezondheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem een voorbeeld van een interventie op het gebied van het versterken van de gemeenschap

A

eenzaamheid van ouderen verminderen:

horizontaal: ouderen met elkaar in contact brengen,
verticaal: jongeren met ouderen in contact brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan je door middel van het verbeteren van de leef- en werkomstandigheden de sociaaleconomische ongelijkheid in de zorg verminderen?

A

Personen met een lage sociale positie worden meer blootgesteld aan gezondheidsnadelige omgevingen, zowel thuis als op het werk.

Dit hangt samen met slechtere toegang tot essentiële middelen en services (eten, educatie, gezondheidszorg).

Verbetering van :

  • toegang tot goede huisvesting,
  • sanitaire voorzieningen,
  • onbesmet voedsel,
  • veiligere werkplekken en
  • betere toegang tot gezondheids- en sociale zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem een voorbeeld van een interventie op het gebied van het verbeteren van de leef- en werkomstandigheden

A

collectiviteitskorting op zorgverzekering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe kan je door middel van het promoten van gezond macro-beleid de sociaaleconomische ongelijkheid in de zorg verminderen?

A

Dingen die je doet op macro-level. Wat kan de overheid doen om de ongelijkheid te verminderen? Bijvoorbeeld belasting op sigaretten; rookverbod;

De macro-economische-, culturele- en omgevingscondities beïnvloeden de levensstandaard, zoals het level van inkomensongelijkheid, werkeloosheid, etc.

Verandering van de macro-economische en culturele omgeving om armoede te verminderen en de bredere negatieve gevolgen van ongelijkheid in de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem een voorbeeld van een interventie op het gebied van het promoten van gezond macro-beleid

A

Voedselbelastingen, rookverbod in cafés etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat kan je zeggen over het verschil in definitie van het begrip gezondheid door de WHO in 1948 tov 2011?

A

1948: Health as state of complete physical mental and social well-being, and not merely absence of disease or infirmity
2011: Health as ability to adapt and to self manage

20
Q

Wat kan je zeggen over zelfmanagement en welzijn?

A

Zelfmanagement draait niet alleen om het managen van een aandoening.
Het gaat over het managen van de algehele gezondheid en welzijn.

Zelfmanagement kan de druk op het zorgsysteem verminderen.

21
Q

Welke dimensies zijn er van welzijn? (well-being)

A

Zie foto

22
Q

Welke aanname kent de Social Production Function Theory? (SPF)

A

Mensen zorgen voor hun eigen welzijn (well-being) door het proberen te optimaliseren van universele doelen binnen de beperkingen waar zij mee te maken krijgen.

23
Q

Welke twee universele doelen streven mensen na volgens de SPF theory?

A

Fysiek welzijn
Sociaal welzijn

24
Q

Uit welke vijf basisbehoeften bestaat fysiek en social welzijn?

A
  • Comfort: strive for a certain level of comfort; not have pain, dak boven je hoofd, eten hebben etc.
  • Stimulation: we moeten geactiveerd worden. Anders raken we verveeld.
  • Affection: geliefd voelen; mensen naast ons hebben. Die ons helpen als we een probleem hebben
  • Behaviour confirmation: gaat over gedrag in de zin dat we ons nuttig voelen voor bv een groep. Anders dan affection. Affection gaat niet om wat je doet, behaviour confirmation gaat daar wel om
  • Status: mensen willen zich onderscheiden op gebied van talent of speciale eigenschappen die ze hebben
25
Q

Wat kan je zeggen over het belang van het onderscheid maken in doelen en realiseren dat lager level doelen nodig zijn om hogere level doelen te bereiken?

A

Doelen zijn hierarchisch gestructureerd.
Als een persoon niet over de nodige middelen beschikt om een hoger doel te bereiken, kan de productie van deze bronnen een instrumentaal doel op zichzelf worden.

Bijvoorbeeld iemand wil geld verdienen om in de toekomst een huis te kopen. Omdat het doel in de toekomst is, kan zo’n activiteit ook als investeringsgedrag gezien worden.

26
Q

Waaruit bestaat het fysiek wellbeing?

A

Comfort: de afwezigheid van schadelijke/nadelige prikkels (pijn, honger, dorst, kou)

Stimulation: activering die opwinding produceert, inclusief mentale en sensorische stimulatie en fysieke inspanning. Mensen geven de voorkeur aan een niveau van activering, anders zullen we ons vervelen

27
Q

Waaruit bestaat het sociale wellbeing?

A

Affection: liefde, vriendschap en emotionele support

Behaviour confirmation: Het doen van ‘het juiste’ in de ogen van anderen, je nuttig voelen.

Status: ranking,

28
Q

Wat gebeurt er als je iets uit het model van de Social Production Function Theory kwijtraakt?

A

Dan moet je het vervangen voor iets anders. Bijvoorbeeld als je ouder wordt stop je met werken. En werk hangt vaak samen aan status. dus zullen we een andere manier moeten vinden om onze basisbehoeften te voorzien.

29
Q

Wat is de volgorde van bronnen die minder worden naar mate je ouder wordt? (Social Production Function Theory)

A

Eerst status

Dan gedrag bevestiging en stimulatie.

Bronnen voor affection en comfort het langzaamst.

30
Q

Welke zelfmanagement mogelijkheden (vaardigheden) zijn er om het welzijn te verbeteren of te behouden? (Steverink et al)

A

Helpt ons te begrijpen waarom de een beter omgaat met ziekte dan de ander.

  • Initiatief nemen: bv onderhouden van vriendschap; je moet de capaciteit hebben om bv vrienden te kunnen maken
  • Geloof in self efficacy: geloven in het eigen kunnen; veel interventies focussen hierop; trust people that they can do something. Als je meer wilt sporten, moet je het geloof hebben dat je dat kunt
  • Investeringsgedrag: Mogelijkheid te investeren in bronnen/toekomst; sommige dingen moeten we doen omdat het belangrijk is (bv voor de toekomst). Gaat er om dat je snapt wat goed voor je is op de lange termijn
  • Positieve instelling: optimisme, substitutie, mogelijkheden vinden; eigenshcap die de een meer heeft dan de ander. Belangrijk omdat als je dat niet hebt en meer negatief bent. Dan is het moeiljk om het alternatief te zien. Als je ziekt wordt en je focust op de dingen die je niet meer kan doen; weerhoudt je dat ervan om dingen te doen die je wel zou kunnen.
  • Multifunctionaliteit: dingen combineren, bv sporten met een vriend; als je dingen doet die aan meerdere doelen bijdragen dan is het meer efficient (bv sporten met vrienden) => social en physical wellbeing
  • Variatie: bv meerdere vrienden hebben; maakt mensen minder kwetsbaar. Meer vrienden is beter; als je er een kwijt raakt heb je er nog over.
31
Q

Waar gaat ‘aging well’ over?

A

Over het reguleren van leven. Het succesvol gebruiken van je resources zodat je wellbeing kan bereiken. De needs veranderen niet echt over de lifespan, maar wel hoe makkelijk we ze kunnen vervullen.

32
Q

Wat kan je zeggen over de associatie tussen de mate van kwaliteit van zorg en zelf-management?

A

Chronisch zieke patiënten die chronische zorg van hoge kwaliteit ervaren - gericht op patiëntactivering, beslissingsondersteuning, doelen stellen, probleemoplossing en coördinatie van zorg - zijn betere zelfmanagers

33
Q

Wat kan je zeggen over de invloed van een zuster bij de waargenomen kwaliteit van zorg?

A

Patiënten die in contact zijn gekomen met een practice nurse or specialized nurse, namen een betere kwaliteit van zorg waar, dan patiënten die alleen contact hadden met de huisarts of medische specialist. Toch betekent dit niet automatisch een beter zelfmanagement.

34
Q

Waarom is het belangrijk om te begrijpen hoe mensen well-being realiseren voor PCCD?

A

Patiënten merken vaak dat hun wensen niet worden gerespecteerd, dat er te weinig mogelijkheden zijn voor betrokkenheid van familie en vrienden en dat ze onvoldoende inzicht hebben in de risico’s die verbonden zijn aan specifieke medische procedures of interventies

35
Q

Wat kan je zeggen over het verband tussen zelfmanagement capability en health?

A

Vaak als peoples health naar beneden gaat dan gaat hun zeflmanagement capability omhoog

36
Q

Hoe kan je PCC met welzijn combineren?

A

PCCD dimensies contribute to different aspects of wellbeing, die weer van belang zijn op hun overall wellbeing.

37
Q

Welke PCC dimensies zijn effectief voor health literacy patients?

A
  • *Informatie en educatie**:
  • Nagaan wat de patiënt al weet
  • Duidelijk communiceren (geen jargon, langzaam praten, duidelijke taal)
  • Vragen of pat het begrepen heeft
  • *Familie en vrienden**:
  • Gebruik maken van het netwerk van de patiënt (bij voorkeur een high health literacy person)
  • *Access to care**:
  • Duidelijke signs
  • Telefoonsysteem waar makkelijk doorheen te navigeren is
  • *Patient preferences**:
  • Zorg dat het ‘dosing schedule’ past bij de dagelijkse routine van de patiënt
  • Versimpel de regimes zoveel als mogelijk
  • *Coordination of care**
  • Geautomatiseerd terugbellen
38
Q

Wat kan je zeggen over de relatie tussen de karakteristieken van de patiënt en de kwaliteit van zorg?

A
  • Leeftijd is belangrijk
  • Opleiding is belangrijk
  • Culturele achtergrond is belangrijk
  • Geslacht is belangrijk

Op basis van de karakteristieken van de patiënt zijn er verschillende benaderingen nodig.

39
Q

Wat is bufferen?

A

Buffer:
Als er iets wegvalt in je leven, hoeveel heb je dan nog over om te compenseren. Bejaarde die geen familie meer en nog maar paar vrienden heeft. Die heeft een kleine buffer. Als er dan nog een vriend wegvalt wordt het moeilijk om dat te vervangen.

40
Q

Omschrijf het framework van culturele competentie van Seeleman

A

Antwoord: Wordt aan de hand van die casussen in die frames meer duidelijk. Het gaat om die culturele verschillen die er zijn. Je moet daar kennis van hebben.

  • *Kennis** =>bv bij donkere mensen komen vaker vitamine d te kort. Dat je die kennis hebt en dat je er daarom sneller aan denkt etc.
  • Je moet kennis hebben van epidemiologie en manifestatie van ziektes in verschillende etnische groepen.
  • Je moet kennis hebben van verschillende effecten van behandeling op verschillende etnische groepen.
  • *Gedragingen** => culturele differences begrjipen
  • Bewust zijn van hoe een cultuur het individueel gedrag en denken vormt
  • Bewust zijn van de sociale contexten in welke specifieke ethnische groepen zij leven
  • Bewustzijn van je eigen vooroordelen en de neiging tot stereotyperen. Wat voor traditie cultuur heeft, hoe zij denken over bepaalde dingen.
  • *Vaardigheden** => dat je daar flexibel in bent
  • Vermogen om informatie te delen zodat de patiënt het begrijpt en weet wanneer ze externe hulp moeten zoeken met communicatie
  • Vermogen om te adapten aan nieuwe situaties flexibel en creatief.

Cultural competences heb je nodig om om te gaan met die verschillen. Hele lijst waar je aan moet voldoen om cultureel competent te zijn. Drie verschillende dingen die je moet leren om cultural competent te zijn

41
Q

Noem 4 categorieën die Whitehead identificeert en leg uit hoe verschillende interventies binnen deze vier categorieën kan helpen om de socioeconomische gezondheids ongelijkheden kan verminderen.

A

Sociale ongelijkheden:
factoren die ervoor zorgen dat de een meer kans heeft dan de ander.
Verschillen in gezondheid tussen mensen; op basis van verschillen in sociale omstandigheden (opleidingsniveau etc.)
Dit is onwenselijk

Interventies om sociale ongelijkheden te verminderen:
Strengthening individuals:
probleem ligt bij individuals characteristics

Interventies op individueel niveau: bv antiroken.

Strengthening communities;
mensen meer in groepen opnemen.
Horizontaal: faster social interactions between (binnen je eigen sociale groep)
Verticaal: creating bonds tussen verschillende sociale groepen

Improving living and working conditions:
sociale ongelijkheid doordat mensen in andere soorten omgevingen en werk leven.
Mensen die lager inkomen hebben, hebben vaak ook werk waar ze aan meer factoren worden blootgesteld.
Oplossing: better access to health and social care. (samenleving als geheel interventie) Bv. Sociale woningbouw (evt kan je hier ook zorgtoeslag plaatsen)

Promoting health and macro policies:
probleem ligt op macro niveau. Je zou beleid moeten voeren voor hele samenleving om armoede en ongelijkheid tegen te gaan. Zoals zorgtoeslag. Doel van je zorg; dus je uitkomst. Vroeger was het heel erg gericht op fysiek wellbeing. En met name op comfort. Maar dat betekent nog niet dat iemands welzijn goed wordt gewaarborgd. Zijn meerdere dimensies. Which can be done about these socio-economic inequalities in health? Discriminatie Kan niet werken Rugklachten Kan er niet over praten Framework van whitehead. Die 6 boxen met die pijlen er tussen (observed problem of health inequality etc.) box 1: depressieve klachten box 2: Verticaal; dat iemand hem adviezen kan geven. Het betrekken van familie bij die groepen. Dat ook de kinderen begrijpen wat er aan de hand is zodat hij op meer begrip kan rekenen van het thuisfront. Observed problem: depressieve klachten Perceived causes: geen begrip vanuit familie; hij kan er niet over praten Policy goals to address causes: Betrekken van familie bij de praatgroep waar hij al naar toe gaat. Theories about how and why interventions might work to bring about change in causes: Zodat ook de kinderen begrijpen wat er aan de hand is en hij op meer begrip van het thuisfront kan rekenen. Design of intervention program: Strenthening Communities op horizontaal niveau Uitkomst van het programma: Minder depressieve klachten Meer begrip over mental health klachten Onderling begrip Meer steun etc. Je moet op 4 verschillende niveaus interventies invoeren om wat te verbeteren. Er zijn verschillende oorzaken voor zijn klachten en die moeten op verschillende niveaus opgelost worden. Patiëntgerichte zorg vindt dus niet alleen plaats tussen zorgverlener en patiënt. Kan ook breder liggen. Dus daar moet ook aandacht voor zijn. Geïntegreerde aanpak die rekening houdt met context patiënt om patiëntgerichtheid mogelijk te maken.

42
Q

Wat is verminderde meer opbrengst?

A

Verminderde meer opbrengst:
als je een optimum bereikt hebt. Als je dan toch nog toevoegt dan heeft het geen invloed meer.

43
Q

Wat is substitutie?

A

Substitutie
Vervangen van een van de domeinen door te compenseren op een ander.

Iemand die ouder is en door pensioen niet meer werkt. Kan dan toch status krijgen door bv vrijwilligerswerk te doen. Baan verliezen heeft invloed op sociaal welzijn. Maar door te investeren in andere gebieden kan je dat welzijn toch nog bereiken.

44
Q

Wat is multifunctionaliteit?

A

Multifunctionaliteit:
gaat over efficiëntie van die activiteit. Als je samen sport met een vriend heb je zowel invulling van de domeinen affection als stimulation bv. Relatie kan ook verschillende domeinen vervullen.

45
Q

Wat houdt culturele competentie in?

A

Het begrijpen, waarderen en interacten met personen van culturen/geloofsovertuigingen die anders zijn dan die van jou.

46
Q

Wat is het doel van het framework van culterele competentie (Seeleman)?

A

Het bieden van doelen die nodig zijn voor culturele competentie die moeten worden opgenomen in de curricula van medisch onderwijs om de kwaliteit van zorg te verbeteren.