Week 4 - Discourse analysis Flashcards

1
Q

Welke vormen van discourse zijn er?

A
  • Formal linguistic discourse
  • Emprical / conversation analysis
  • Critical discourse analysis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is formal linguistic discourse?

A
  • Bestuderen van teksten om grammaticale en linguïstische regels te ontdekken.
  • Domein van taalkundigen.
  • wordt niet echt in discourse analyses gebruik in een zorgsetting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is emperical/conversation analysis?
en noem een voorbeeld.

A

Bestuderen van de taal in gebruik.
Bijvoorbeeld: analyseren van een dokter-patiënt conversatie?

Hoe verandert taal de social practice?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is critical discourse analysis?

A

Bestuderen van macro discourses om de reproductie van kracht te begrijpen.
Discourse bepaalt wat je denkt en gelooft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ziet het model van Alvesson & Karreman er uit en wat houdt het in?

A

Laat zien op welke verschillende manieren onderzoekers met discourse omgaan.

Horizontale axis: Discourse strong / autonomous:

Sommige zijn tightly coppeled met discourse (dit is de waarheid)

of:

sommige zijn meer autonoom; hoe de onderzoeker discourse zelf interpreteert

Verticale axis: Range of discourse

Waar vindt discourse plaats? (lokaal / of meer macro niveau)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat kan je zeggen over micro discourse?

A

Gedetailleerde studie van de tekst zelf zonder aannames te doen over het bredere geheel buiten de tekst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat kan je zeggen over meso discourse?

A

Bestuderen van taalgebruik om het bredere social practices en relaties te begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kan je zeggen over macro discourse?

A

Bestuderen van universele discourses die de wereld/realiteit structureren.
Wat zien we als de waarheid?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke twee sleutel dimensies kan je gebruiken om discourse te analyseren?

A
  • Power of discourse (connectie tussen betekenis en discourse)
  • Formative range of discourse: De reikwijdte en omvang van de discourse.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen gap-spotting en problematization?

A

Gapspotting is een conservatieve strategie voor het formuleren van onderzoeksvragen gebaseerd op literatuur: Door het identificeren en het opvullen van gaten in de literatuur, de onderzoeker breidt uit / bouwt voort op bestaande theorie dan het uitdagen van de theorie. (trackbound)

Problematization is een meer radicale strategie dat de onderliggende assumpties van een theorie uitdaagt. In plaats van het voortborduren op een bestaande theorie worden nieuwe ideeën en manieren van denken ontwikkeld. (disruptive/ontwrichtend)

Dus, gap-spotting bouwt voort op bestaande discourse. Problematization omvat het bouwen van nieuwe discourse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke vormen van gap-spotting zijn er?

A
  • Confusion spotting
  • Neglect spotting
  • Application spotting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt confusion spotting in?

A

Het spotten van verwarring als gevolg van tegenstrijdige verklaringen.

Denk bijvoorbeeld aan de negatieve effecten van klimaatverandering. Wetenschappers die zeggen dat het wel mee valt, maar ook wetenschappers die zeggen dat het gevaarlijk is en dat we er zo snel mogelijk wat aan moeten doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt neglect spotting in?

A

Het spotten van een gebied wat nog niet door onderzoekers is onderzocht.

=> Is niet veel wat nog niet onderzocht is, maar het is mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt application spotting in?

A

Het spotten van mogelijkheden om bestaande theorieën uit te breiden of iets aan toe te voegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe spot je gaps in een artikel?

A

Kijken naar de woorden die ze gebruiken, denk aan:

  • Little research…
  • Little attention…
  • Overlooked…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen quasiproblematization en application spotting?

A

Quasiproblematization is eigenlijk een combinatie van problematization en application spotting.

Het afvragen naar onderliggende assumpties van een theorie, maar het toevoegen / introduceren van een nieuw perspectief in (application part)

17
Q

Waarom is gapspotting een toevoeging?

A

Is belangrijk bij het vormen van bestaande theorieën. De wereld verandert ook constant.

18
Q

Hoe kan je een ethnographic research herkennen als onderscheidend van andere kwalitatieve onderzoeken?

A
  • Selecting cases: a field (small N, case-study) / entrance / inductive etc.
  • Collecting data: triangulatie / immersion / ‘unstructured data’; observations, interveiws, documetns / ‘own time and space’ /
  • Position as researcher: reflexivity (going native) / being embedded during a longer period / (non) participant observation of social practices / interpretation

Analysis: explicit interpretation of meaning and functions of human actions; product of analysis takes the form of verbal descriptions and explanations.

Reporting: a detailed, holistic, theoretically-informed account of a social setting, requiring interpretation and reflexivity in its approach

19
Q

Wat zeggen Wilson & Chaddha over hoe theorie wordt gebruikt in ethnographic research?

A

Zij betwisten dat goede etnografie theorie-gedreven is en waarschijnlijk meer reflectiever van indicutieve inzichten dan deductief gebruik van theorie.

20
Q

Wat is deductie?

Wat is inductie?

A

Deductie komt voor uit basis regels die per definitie waar zijn.

Bijvoorbeeld: alle mensen zijn sterfelijk.

ik ben een mens

conclusie: ik ben sterfelijk

Inductie is generaliseren: als men in verschillende situaties heeft waargenomen dat telkens iets gebeurt, dan trekt men de conclusie dat dit altijd zal gebeuren.

21
Q

Uit welke vijf concepten is discourse een verzameling volgens Laffey & Weldes?

A
  1. Practices
  2. Rules
  3. Productivity
  4. Institutions
  5. Politics
22
Q

Wat kan je zeggen over ‘practices’ als een van de vijf concepten volgens Laffey & Weldes?

A

Practices: discourses manifesteren zichzelf zowel in taalkundige, als niet taalkundige practices.

23
Q

Wat kan je zeggen over ‘rules’ als een van de vijf concepten volgens Laffey & Weldes?

A

Rules: discourses zijn sets van regels die zowel practices enablen en gereproduceerd of getransformeerd worden (bijv zoontje die nagellak draagt, discourse op geslacht (binaire onderscheid) als hij naar school gaat met nagellak wordt er wat van gezegd (zijn dus bepaalde regels)

24
Q

Wat kan je zeggen over ‘institutions’ als een van de vijf concepten volgens Laffey & Weldes?

A

Institutions: discourses komen niet uit het niets. Zijn altijd geïmpliceerd in instituties.

25
Q

Wat kan je zeggen over ‘productivity’ als een van de vijf concepten volgens Laffey & Weldes?

A

Productivity: discourses zijn ook productief. Produceren niet alleen onderwerpen, objecten en relaties daartussen, maar ze produceren ook waarheid. (bijvoorbeeld krant die zegt klimaatcrisis in plaats van klimaatverandering) => verandering is normaal, crisis we moeten reageren.

26
Q

Wat kan je zeggen over ‘politics’ als een van de vijf concepten volgens Laffey & Weldes?

A

Politics: discourses zijn inherent aan politiek. Gaat over de productie en distributie van macht en worstelen met kennis, interests, identiteit en de sociale relaties die ze enablen of ondermijnen.

27
Q

Welke belangrijke veronderstellingen zijn er over taal vanuit discourse analyse?

A
  • Het gebruik van taal heeft consequenties
  • Taal kan strategisch worden gebruikt
  • Taal is belangrijk en kan een onderdeel zijn van de studie
28
Q

Waaruit bestaat discourse (uit welke twee soorten taal?)

A

Discourse omvat zowel gesproken als geschreven taal.

Geschreven: beleidsrapporten, strategieën etc,

Gesproken: speeches, gesprekken, interviews (transcripties maken en analyseren)

Maar ook bijvoorbeeld: cartoons, kunst etc.