Week 38 Flashcards

1
Q

Welke mutatie wordt gevonden bij endometriumcarcinoom?

A

Mutatie in P13K / AKT -route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke mutatie wordt gevonden bij sereus carcinoom van het endometrium?

A

Mutatie in TP53

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een belangrijk risicofactor voor endometriumcarcinoom?

A

Lynch-syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat verkleint het risico op eierstokkanker?

A

Orale anticonceptiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar komen cervix maligniteiten meestal voor?

A

In de transformatiezone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke mutatie is aanwezig in het lynch-syndroom?

A

Mutatie in MMR-genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een “type 1” endometriumcarcinoom?

A

Endometroïd graad 1 en 2
oestrogeen afhankelijk
hyperplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een “type 2” endometriumcarcinoom

A

Endometroïd graad 3 + overig
NIET oestrogeenafhankelijk
atrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welke vijf kenmerken is het Risk Malignancy index (RMI) gebaseerd?

A
  1. multiloculair
  2. vaste gebieden
  3. metastasen
  4. ascites
  5. bilaterale laesies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer treden folliculaire cysten op?

A

Wanneer er follikel anovulatie is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de meest voorkomende benigne kiemcel ovariumtumor?

A

Volwassen teratoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor wordt condyloma acuminatum veroorzaakt?

A

HPV type 6 en 11

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is kenmerkend voor endometriale hyperplasie?

A

Grotere klier-stroma-ratio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen niet-atypische en atypische hyperplasie van het endometrium?

A

Niet-atypisch: toename van klier-stroma-ratio

atypisch: samengesteld uit complexe patronen van proliferende klieren die atypie vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zegt de PAP-score bij het bevolkingsonderzoek voor baarmoederhalskanker?

A

Hoe hoger de PAP-score hoe meer kans op een (pre-)maligniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. In Anne’s familie komt baarmoederhalskanker voor. Om de vijf jaar gaat Anne naar de huisarts voor een uitstrijkje (Paptest).
    Onder welke vorm van preventie valt deze screening voor baarmoederhalskanker?
    (a) Primaire preventie
    (b) Secundaire preventie
    (c) Tertiaire preventie
A

Secundaire preventie

17
Q

HPV heeft causaal verband met verschillende gynaecologische tumoren; met welke?

(a) Cervix- en endometriumcarcinoom
(b) Cervix- en vulvacarcinoom
(c) Endometrium- en ovariumcarcinoom
(d) Endometrium- en vulvacarcinoom

A

Cervix- en vulvacarcinoom

18
Q

Het krijgen van een ovarium carcinoom kan door een erfelijke mutatie veroorzaakt zijn.
In hoeveel procent van de patiënten is de oorzaak erfelijk? Dat percentage ligt het dichtst bij:
(a) 10%
(b) 25%
(c) 50%

A

10%

19
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van postmenopauzaal bloedverlies? Dat is:

(a) Atrofie van het endometrium
(b) Endometriumcarcinoom
(c) Endometriumhyperplasie
(d) Hormonale therapie

A

Àtrofie van het endometrium

20
Q

Wat is kenmerkend voor vulvacarcinoom? Vulvacarcinoom:

(a) heeft een piekincidentie rond de menopauze
(b) is meestal een basaalcelcarcinoom
(c) komt vaker voor bij vrouwen met lichen sclerosus

A

Komt vaker voor vrouwen lichen sclerosus

21
Q

In Nederland is in 2017 een nieuwe vorm van screening voor baarmoederhalskanker ingevoerd.
(volgende 2 vragen)
Wat is een kenmerkend verschil t.o.v. de oude vorm van screening?
(a) Er wordt sowieso getest op afwijkende cellen
(b) Er wordt getest op afwijkende cellen, wanneer vrouwen HPV positief zijn
(c) Er wordt getest op het HPV, wanneer vrouwen afwijkende cellen hebben

A

Er wordt getest op afwijkende cellen wanneer vrouwen HPV positief zijn

22
Q

Wat is het grote voordeel van de nieuwe vorm van bevolkingsonderzoek voor baarmoederhalskanker? Bij deze nieuwe vorm is

(a) de sensitiviteit hoger dan bij het uitstrijkje
(b) de sensitiviteit lager dan bij het uitstrijkje
(c) de specificiteit hoger dan bij het uitstrijkje
(d) de specificiteit lager dan bij het uitstrijkje

A

Sensitiviteit is hoger

23
Q

Een patiënte is gediagnosticeerd met een cervixcarcinoom van 7 cm en 3 pathologische
lymfeklieren.
Wat is de voorkeursbehandeling? De voorkeursbehandeling is:
(a) alleen radiotherapie
(b) alleen chirurgie
(c) chemotherapie, gevolgd door chirurgie
(d) radiotherapie, gecombineerd met chemotherapie

A

radiotherapie, gecombineerd met chemotherapie

24
Q
  1. Welk type maligniteit van het ovarium komt bij jongere vrouwen (adolescenten) meer voor dan op oudere leeftijd
    (a) Epitheliale tumor
    (b) Kiemceltumor
    (c) Granulosaceltumor
A

Kiemceltumor

25
Q
  1. Wat is een Krukenberg-tumor?
    (a) een metastase in het ovarium van een adenocarcinoom elders in het lichaam
    (b) een metastase van een ovariumcarcinoom in de huid onder de navel
    (c) een oestrogeen producerende tumor in het ovarium
A

Metastase in ovarium van een adenocarcinoom elders in lichaam

26
Q
  1. Een 78-jarige vrouw komt op het spreekuur in verband met een afwijking aan de vulva. Bij onderzoek is er een ulcererende laesie aan de binnenzijde van het labium majus rechts met een diameter van 25mm, met een verheven rand, suspect voor vulvacarcinoom.
    Wat is de eerst aangewezen vervolgstap bij deze bevinding?
    (a) excisie van de afwijking
    (b) biopt van de afwijking
    (c) CT thorax/abdomen
A

biopt

27
Q
  1. HPV is geassocieerd met cervixcarcinoom. Bij welk deel van de patiënten met cervixcarcinoom speelt HPV een rol?
    (a) > 90%
    (b) 50 -75%
    (c) 25 - 50%
A

> 90%

28
Q
  1. Een bepaald type endometriumcarcinoom is geassocieerd met overgewicht.
    Welke relatie heeft het overgewicht met dit type endometriumcarcinoom?
    (a) In het vetweefsel vindt productie van oestrogenen plaats die de groei van het endometrium stimuleren.
    (b) Zowel de groei van het vetweefsel als van het endometrium worden gestimuleerd door een toegenomen productie van oestrogenen
    (c) Het endometriumcarcinoom produceert een variant van het hormoon dat de groei van het vetweefsel stimuleert
A

In het vetweefsel vindt productie van oestrogenen plaats die de groei van het endometrium stimuleren.

29
Q
  1. Welke bevinding in het endometrium gaat vaker gepaard met type II tumoren dan met andere carcinomen van het endometrium?
    (a) Atrofie
    (b) Hyperplasie
    (c) Metaplasie
A

atrofie