Week 37 - MDL Flashcards

1
Q

welk orgaan vormt zich in dorsaal mesogastrium?

A

milt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welk orgaan vormt zich in ventraal mesogastrium

A

lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

lesser omentum

A

tussen lever en maag
stopt na foregut -> epiploïc foramen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

greater omentum

A

vanaf maag naar onder -> vast aan colon mesenchym

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

epiploïc foramen = opening naar

A

lesser sac/ omenta bursa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

rotatie darmen

A

eerst naar voren en dan rechts over links -> dan kwartslag draaien waardoor dikke darm over duodenum heenligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

muscularis externe

A
  • circulair = binnen
  • longditundinaal = buiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschil adventitia en serosa

A

adventitia zit vast en serosa niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Histologie oesofagus

A

mucosa = plaveiselepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Maag gebieden

A

fundus -> corpus -> antrum -> pylorus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Histologie maag

A

mucosa = kolomepitheel met rugae
3e spierlaag = oblique -> contractie in alle richtingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

HCL-productie

A

H2O-> OH⁻ + H⁺
OH⁻ + CO2 -> HCO3⁻
HCO3⁻ naar buiten in ruil voor Cl⁻
Cl⁻ + K⁺ naarbuiten + H⁺ naarbuiten via protonpomp
H⁺ + Cl⁻ -> HCl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Regulatie HCl productie

A
  • ACh -> direct + (nervus vagus)
  • histamine -> direct + (ECL-cel)
  • gastrine -> direct + en + ECL-cel (G-cel)
  • Somastotatine -> direct - en - ECL en G-cel (D-cel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Duodenum histologie

A

Klieren van Brunner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pancreassap en gal toevoegen

A

ducten -> duodenale ampulla -> regulatie door duodenale papilla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Regulatie samenstelling Pancreassap en gal

A

Vette chymus -> CCK -> meer gal, enzymrijk pancreassap
zure chymus -> secretine -> bicarbonaat productie
Koolhydraatrijk -> GIP -> minder motiliteit maag + meer insuline productie

17
Q

Jejenum histologie

A

Plicae circularis
villi (lacteal in kern)
microvilli (borstelzone en gobletcellen)
Crypten van Lieberkühn

18
Q

Ileum histologie

A

Platen van Peyer -> macrofagen

19
Q

Colon histologie

A

plicae en crypten
serosa + taeniae coli -> hausta (3 bundels spiervezel)
grote verandering overgang rectum -> anus

20
Q

Innervatie gastrointestinale onderdelen

A

ENS
plexus van Meissner (submucosal)
plexus van Auerbach (myenteric)

21
Q

Contracties glad spierweefsel

A

door slow waves (cellen van Cajal) en spikes (fasische contracties)

22
Q

MMC

A

migrating motor complex
- fase 1= niks
fase 2= onregelmatig
fase 3= regelmatig en sterk

23
Q

Speeksel soorten en productie

A

muceus en sereus
- parotis (sereus)
- submandibulair (beide) - veel
- sublinguaal (beide) - weinig
primair secreet gaat langs cellen wand -> secretie K en HCO3 en reabsorptie Na en Cl

24
Q

Secretie maag fasen

A
  • cefaal
  • gastrisch
  • intestinaal
25
Q

externe secretie maag

A
  • foveolaire cellen
  • pariëtale cellen
  • zymogene cellen
26
Q

interne secretie

A
  • G-cellen -> gastrine -> stimulatie hoofdcellen, ECL en pariëtale cellen
  • ECL-cellen -> histamine -> stimulatie pariëtale cellen
  • D-cellen -> somastotatine -> remming
27
Q

Pancreassapsecretie fasen

A

cefale fasen (enzymrijk)
gastrische fase (enzymrijk)
intestinale fase (veel, afhankelijk van samenstelling chymus)

28
Q

pancreassap bestaat uit

A

proteases in pro-vorm -> borstelzone zet trypsinogeen om in trypsine

29
Q

Vertering en absorptie Koolhydraten

A

amylase : poly -> disachariden
maltase etc. : di -> mono
Absorptie
- glucose en galactose + Na
- fructose alleen

30
Q

Vertering en absorptie vetten

A

galzouten : emulgeren
lipase : vetten -> monoglyceriden + vetzuren
absorptie
- diffussie (behalve cholesterol)
- in cel: cholesterol + triglyceride + eiwit -> chylomicron -> lacteal

31
Q

Vertering en absorptie eiwitten

A

pepsine: eiwitten -> proteases
pancreassap: proteases -> polypeptiden
peptidases (endo en exo) : polypeptiden -> aminozuren

32
Q

Welke moleculen/ elektrolyten kunnen paracellulair

A

H2O, K en Ca

33
Q

Acute diarree

A

<14 dagen (infectieus)

34
Q

Chronische diarree

A

> 30 dagen

35
Q

Gevolgen malabsorptie

A

te weinig calcium, minder bloedstollig (minder VitK), anemie (minder B12 en foliumzuur)

36
Q

Coeliakie

A

door prolamines
stages:
- 0 = pre-infiltrair
- 1 = lymfocyten in epitheelcellen
- 2= stage 1 + hyperplastische crypten
- 3 = stage 2 + villae atrofie

37
Q

Ziekte van Crohn

A

ileum en ascending colon (patches)
effect wand: verdikt, fistels en zweren, transmuraal
behandeling: vloeibaar voedsel, corticosteroïden, anti-TNF, antibiotica, chirurgisch

38
Q

Colitis ulcerosa

A

overal in colon
effect wand: rood, kwetsbaar, zweren, superfisciaal
behandeling: aminosalicytaten, corticosteroïden, anti-TNF, chirurgisch (stoma)