Week 3: WC Energievoorziening Flashcards

1
Q

Celkern bestaat uit (4)

A

Nucleolus, chromosomen, chromatine, kernenvelop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cytoplasma bestaat uit (5)

A

Ruw endoplasmatisch reticulum, ribosomen, glad endoplasmatisch reticulum, golgiapparaat, mitochondria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Werking ruw ER

A

Zorgt voor verpakken van eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Werking ribosomen

A

Eiwitfabriekjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Werking glad ER

A

Afgifte van calcium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werking golgiapparaat

A

Modificatie en opslag van eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Werking Mitochondria

A

Zorgen voor energielevering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

We halen onze energie uit:

A

Koolhydraten, vetten, eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar worden koolhydraten opgeslagen?

A

Lever en spierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar worden vetten opgeslagen

A

onder de huid, om weefsels/organen en in spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar worden eiwitten opgeslagen?

A

Kunnen overal opgeslagen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een koolhydraatmolecuul bestaat uit …, … en …

A

Koolstof, waterstof en zuurstofatomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vormen van koolhydraten zijn er (3)

A

Monosacchariden, disacchariden, polysaccariden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voorbeelden van monosacchariden

A

Glucose, fructose, galactose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voorbeelden van disacchariden

A

Sucrose, fructose, lactose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voorbeelden van polysacchariden

A

Glycogeen, zetmeel, cellulose

17
Q

Wat gebeurt er met koolhydraten?

A

In rust worden koolhydraten opgeslagen als glycogeen.
Ze kunnen 55 tot 60% van de energie bij inspanning leveren.
Bij inspanning van 60 tot 90 minuten op hoge intensiteit raakt de glycogeenopslag op waardoor het lichaam overgaat op vetverbranding.

18
Q

Waaruit bestaat een vetmolecuur?

A

Koolstof, waterstof en zuurstof.

19
Q

Vetten bevatten veel meer… en minder…

A

Meer koolstof, minder zuurstof

20
Q

Vetten kunnen in vier groepen onder worden verdeeld, welke?

A

Vetzuren (verzadigd en onverzadigd), triglyceriden, fosfolipiden en steroiden

21
Q

Waar is een aminozuur uit opgebouwd?

A

Koolstof, zuurstof, stikstof en soms zwavelmoleculen.

22
Q

Hoeveel aminozuren zijn er nodig om weefsels, enzymen en eiwitten te vormen en hoeveel daarvan zijn essentiele aminozuren?

A

22 aminozuren, 9 essentieel.