week 3 Flashcards

1
Q

Lawrie-Blum

A
  • werknemer: iemand die
    a. reële en daadwerkelijke arbeid verricht
    b. onder leiding van iemand anders
    c. tegen betaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Raulin

A
  • reële en daadwerkelijke arbeid: niet van zuiver marginaal of bijkomstige aard zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Saunders

A
  • bij interne aangelegenheid niet beroepen op vrij verkeer werknemers.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

van Duyn

A
  • vrij verkeer werknemers
  • verticale rechtstreekse werking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

adoui en coruaille

A
  • enge interpretatie open bare orde.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

angonese

A
  • vrij verkeer van werknemers
  • verbod op indirecte discriminatie
  • horizontale werking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bosman

A
  • vrij verkeer werknemers
  • horizontale werking
  • verbod directe discriminatie
  • verbod niet discriminerende maatregelen. (ruime uitleg beperking)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Graf

A
  • vrijheid van werknemers
  • onder beperking in de zin van art. 45 VWEU vallen niet hypothetische of speculatieve belemmeringen.
  • begrenzing begrip beperking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cristini

A
  • vrijheid van werknemers
  • Discriminatie op grond van nationaliteit bij de toekenning van fiscale voordelen na overlijden werknemer is verboden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Micheletti

A
  • plicht tot wederzijdse erkenning van nationaliteit. lidstaten bepalen zelf wie hun onderdanen zijn met inachtneming van het unierecht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rottman

A

intrekken van nationaal burgerschap valt binnen de reikwijdte van het Unierecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Grzelczyk

A
  • unieburgerschap is de primaire hoedanigheid van onderdanen van lidstaten.
  • Lidstaten mogen sociale uitkeringen niet categorisch uitsluiten voor studenten uit andere lidstaten, maar zij mogen wel eisen stellen aan sociale integratie. Een zekere financiële solidariteit tussen lidstaten is verplicht, zolang dit proportioneel en gerechtvaardigd is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

forster

A
  • afweging tussen ‘een zekere financiële solidariteit’ en voorkomen van ‘onredelijke last’ voor de overheid.
  • integratie via een duidelijk en vooraf kenbaar criterium.
  • wel verblijfsrecht = alsnog rechtmatig eisen te stellen aan gelijke behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dano

A

Unieburgers hebben recht op gelijke behandeling (artikel 18 en 45 VWEU), mits zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 7 lid 1 van Richtlijn 2004/38.
- geen verblijfrecht = geen gelijke behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Singh

A
  • Een echtgenoot van een Unieburger, ongeacht diens nationaliteit, heeft een afgeleid verblijfsrecht wanneer de Unieburger gebruik maakt van het vrije verkeer, en bij terugkeer naar de lidstaat van herkomst. De verblijfsvoorwaarden in de lidstaat van herkomst mogen niet minder gunstig zijn dan die in de gastlidstaat gelden.
  • ogv art. 49 VWEU
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

o en b

A

Niet-EU-familieleden van Unieburgers hebben een afgeleid verblijfsrecht bij terugkeer naar de lidstaat van herkomst, mits:
- De Unieburger in een andere lidstaat minimaal drie maanden heeft verbleven en gebruik heeft gemaakt van het vrij verkeer.
- Ze samen in die andere lidstaat hebben gewoond en voldeden aan de voorwaarden van artikel 7 lid 1 en 2 van Richtlijn 2004/38.

Artikel 21 VWEU geeft deze rechten, uitgelegd in het licht van de Richtlijn.

17
Q

Zhu en Chen

A
  • als moeder het land moet verlaten, ondanks dat haar kind de nationaliteit van het land heeft gekregen.
    -afgeleid verblijfsrecht o.g.v. art. 21 VWEU om de “effectiviteit van de rechten van Unieburgerschap” te waarborgen
18
Q

Ruiz en Zambrano

A
  • afgeleid verblijfsrecht op grond van art. 20 VWEU wanneer altijd woonachtig geweest.
  • “de belangrijkste aan hun status van burger van de Unie ontleende rechten anders verliezen.
19
Q

coman

A

unierecht verplicht het verblijfsrecht wat in andere lidstaten is opgebouwd te erkennen, ongeacht het geslacht.