Week 3 Flashcards
De regel van twee op de lever:
het is het tweede grootste en tweede meest complexe orgaan van het lichaam en maakt 2% uit van het totale lichaamsgewicht
de lever heeft 2 lobben en een tweedelige bloedtoevoer
De hexagonale lobulus bestaat uit:
meestal 6 portale tracti met een galgang, een arteriole en een venule.
centraal ligt een vene, en hiertussen ligt een sinusoidaal systeem
De acinus structuur bestaat uit:
penetrerende portale venen die over de zijvlakken van de hexagonale lobulus lopen, richting de centrale venen.
Zone 1 ligt het dichts bij de penetrerende venen en onvangt het meeste bloed
Welke cellen beslaan 80% van het volume van de lever?
hepatocyten
eosinofiel granulair en glycogeen-rijk
Wat is lever cirrose?
een nodulus omringd door fibrose
Wat houdt het tegenstroomprincipe in de lever in?
bloed stroomt via sinusoiden van de periferie naar het centrum
gal stroomt via de gal canaliculus van het centrum naar de periferie
Alcoholische cirrose is ook wel…
micronodulaire cirrose <3 mm
Oorzaken lever cirrose
alcohol
virale hepatitis
NAFLD/NASH
geneesmiddelen/toxische stoffen
galweg obstructie
auto-immuun
idiopathisch
hemochromatose
Wat heeft een patient met levercirrose?
vegrootte lever
geelzucht
ascites
uitgezette bloedvaatjes
vergrootte milt
rode handen
verhoogde leverfunctie
laag trombocyten
Samenstelling van gal in de lever
galzouten (2/3)
cholesterol
fosfolipide
geconjungerd bilirubine
elektrolyen/water
Wat gebeurt er als de concentratie van galzouten toeneemt?
( vanaf de kritische micellen concentratie, CMC)
dan gaan ze micellen vormen, doordat ze met de hydrofiele zijde naar elkaar toe gaan groeperen
3 verschillende transporteurs van galcomponenten in de hepatocyt:
BSEP: galzouten
Steroline 1/2: cholesterol
MDR3: fosfolipiden
Waar komt de vloeistof die aan gal wordt toegevoeg vandaan?
lever 70% (canaliculair)
canaliculi 30% (ductulair), afhankelijk van het CFTR kanaal
Wat is het choleretische effect van galzouten?
de vloeistofsecretie vanuit de lever is gedeeltelijk afhankelijk van de hoevelheid galzouten.
hoe meer galzouten, hoe meer vloeistofsecretie
Wat gebeurt er met galzouten in de darmflora?
ze worden gedeconjungeerd door bacteriele hydrolases, de glycine of taurine wordt er weer afgeknipt.
zo wordt het weer hydrofeel en kan het makkelijker over het plasmamembraan
wat is een amfoteer molecuul?
een gemengd hydrofoob en hydrofiel molecuul, dit maakt emulgatie mogelijk
Wat gebeurt er bij dehyddroxylering van galzouten in de darmflora?
de OH groep wordt door de bacterien eraf gehaald en de moleculen worden minder polair.
voorbeeld: UDCA; hydrofiel, niet-amfoteer, niet-toxisch, wordt gebruikt bij cholestase
Op welke plekken in de darm kunnen galzouten gereabsorbeerd worden?
- <5%jejunum via diffusie (ongeconjungeerde zouten die niet niet goed gesynthetiseerd zijn)
- 80% distale ileum via IBAT, natrium afhankelijke transporter die geconjungeerde galzouten opneemt uit de darm en afgeeft aan vena portae
- 5% colon via diffusie; basterien uit de darmflora zorgen voor deconjugatie en dehydroxylatie
- 3-6% faeces
3 stappen van galvorming:
- scretie door hepatocyten in canaliculi
- transport en toevoeging van bicarbonaat rijk secreet in canaliculi
- opslag in de galblaas (50% van productie)
Wat gebeurt er met gal in de galblaas?
- de concentratie wordt verhoogd door onttrekken van NaCL, dmv een natrium-waterstof transporter en chloride-bicarbonaat transporter
- de pH wordt verlaagd, doordat er 3x zoveel protonen dan bicarbonaat worden uitgescheiden naar het gal
De opslag van gal in de gablaas hangt af van:
de relatieve druk in de galgang
vullingstoestand van de blaas
Wat doet de sphincter van Oddi als we hebben gegeten?
relaxeert en opent
Wat is CCK?
een hormoon wat wordt uitgescheiden in het duodenum, het wordt afgegeven bij rekking in de maag en relaxeert de sfincter van Oddi
Wat is cholestase?
onderbreking en/of verstoring van de galproductie en/of afvloed
Wat zijn de gevolgen van cholestase?
- stapeling van stoffen in bloed en lever die via de gal worden uitgescheiden; bilirubine en galzouten
- tekort van stoffen in de dunne darm
Wat zijn de klinische gevolgen van cholestase?
icterus, donkere urine, verkleurde faeces (door opstapeling bilirubine)
jeuk
xanthomen (stapeling cholesterol)
steatorrhoe (geen emulsie van vetten) –> tekort aan vitaminen A, D, E, K
galstuwing in lever
Waar maak je onderscheid in bij de analyse van cholestase?
acuut vs chronisch
intrahepatisch vs extrahepatisch
echo (verwijde vs niet verwijde galwegen)
Wat is kenmerkend voor extrahepatische cholestase?
verwijde galwegen
Oorzaken extrahepatische cholestase:
galstenen
tumoren
vernauwingen in de galwegen (chronische pancreatitis)
Oorzaken intrahepatische cholestase:
virussen (hepatitis)
genetisch
toxisch/medicamenteus (toxische/alcoholische hepatitis)
auto-immuun
Primaire Biliaire Cholangitis (PBC):
- immuun gemedieerde cholestatische leverziekte
- granulomateuze ontsteking van de kleine galwegen in de lever
- gevolg: destructie van de intrahepatische galwegen, verminderde biliaire secretie, apoptise en necrose –> fibrose –> cirrose
Diagnose PBC:
chronische cholestatische hepatitis
aanwezigheid van anti-mitochondriale antistoffen
vaak vrouwen van middelbare leeftijd
Symptomen bij PBC zijn:
vaak asymptomatisch
jeuk
vermoeidheid
buikpijn
Wat is de eerstelijnstherapie bij PBC?
UDCA
ursodeoxycholzuur
Hoe werkt UDCA?
UDCA stimuleert de secretie van eiwitten, galzuren, fofolipiden, bicarbonaat
ook heeft het een anti-inflammatoire werking
Primaire Scleroserende Cholangitis (PSC)
- immuun gemedieerde cholestatische leverziekte
- zowel intra als extrahepatosche galwegen zijn betrokken
- middelmatige en grote galwegen zijn betrokken
- inflammatie en fibrose van de galboom, wat tot vernauwingen en obstroctie leidt
Diagnose PSC:
meestal: chronische cholestase icm MRCP met een ‘kralensnoer’ effect van de galboom
antistof pANCA (maar niet specifiek)
leverbiopt
vaker mannen, jongere leeftijd
Symptomen bij PSC zijn:
vaak asymptomatisch
vermoeidheid
jeuk
geelzucht
Wat is de eerstelijnstherapie bij PSC?
over het algemeen UDCA, wat de mate van choelstase verbeterd
maar er is geen sterk bewijs om UDCA bij PSC aan te bevelen
Wat zijn risico’s van PSC?
cholestase
ontwikkeling van dominante stenose –> bacteriele chonlangitis
cholangiocarcinoom, galblaascarcinoom
colorectaal carcinoom
cirrose