Week 2 Flashcards

1
Q

Diagnostiek bovenste deel tractus digestivus

A

gastrocopie
X oesophagus passagefoto
CT
manometrie
pH-metrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn indicaties voor een gastrocopie?

A

reflux
maagzweer
passageklachten
onverklaarde anemie
melena
coeliakie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt er gemeten bij een manometrie

A

de drukgolf in de oesophagus (UES en LES)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ziet een manometrie eruit bij achalasie?

A

er is geen goede contractiegolf en de LES relaxeert niet of nauwelijks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de fases van het slikproces?

A

orale fase (vrijwillig)
faryngeale fase (niet vrijwillig)
oesophagiale fase (niet vrijwillig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de beschermende functies van de bovenste slokdarmsfincter?

A

beschermt de luchtpijp tegen voedsel en maagsap reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de beschermende functies van de slokdarm?

A

verwijderen van het reflux materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de beschermende functies van de onderste slokdarm sfincter?

A

beschermt de slokdarm tegen maagsap reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de betekenis van peristaltiek?

A

gelijktijdige inhibitie gevolgd door sequentiële excitatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe worden de peristaltische bewegingen gecoördineerd?

A

door het AZS en in het bijzonder het EZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat voor patroon vertoont glad spierweefsel?

A

unitary innervatie patroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dysfagie is…

A

passageklachten van de slokdarm
GEÉN slikklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn oorzaken van dysfagie?

A

tumor
ontsteking
motiliteitsstoornis/neuronaal probleem
divertikel
middenrif breuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor aanvullende onderzoeken kan je uitvoeren bij dysfagie?

A

endoscopie
manometrie
pH-metrie
slikvideo
CT/MRI scan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Achalasie is…

A

een neuromusculaire stoornis van de slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het probleem bij achalasie?

A

er is verlies van ganglioncellen in de plexus myentericus, wat leidt tot een dysfunctie van de inhibitoire neuronen in de LES

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De kenmerken van achalasie zijn…

A

geen peristaltiek (dus geen transport vd bolus)
geen relaxatie van de LES (dus stase van voedsel en dilatatie van LES)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de behandeling voor achalasie?

A

doel: dilatatie van de kringspier
1. ballon plaatsen dmv endoscopie
2. doorsnijden van de kringspier met kijkoperatie
3. injecteren van botuline toxine
4. medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe kan je de reflux klachten na een operatie (achalasie) herstellen?

A

door het aanleggen van een fundoplicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar moet je onderscheid tussen maken bij een patiënt die binnenkomt met slik/passageklachten?

A

slikstoornis
globus gevoel
verstoorde voedselpassage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Een ulcus is…

A

een wond in het epitheel met diameter >0,5 cm, doordringend tot in de submucosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Klinische consequenties van H. Pylori zijn..

A

primair: chronische actieve gastritis
secundair: ulcus, atrophische gastritis, maagkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is tegenwoordig de meest voorkomende oorzaak van ulcera in de maag?

A

NSAIDs/aspirine
H.Pylori

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Behandeling maagbloeding

A

injectietherapie (adrenaline)
thermische therapie (coagulatie met gold probe)
mechanische therapie (clip)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarom worden maagzuurremmers gebruikt om een ulcus te genezen/bij acute bloeding?

A

omdat de stolling is beter bij een hoge pH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de medicamenteuze behandeling bij een ulcera?

A

zuurremmers
anti H.pylori therapie
staking NSAIDs of vervanging door COX2 selectief NSAID

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de medicamenteuze behandeling bij H.pylori infectie?

A

PPI (protonpompremmers) met twee antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waarom zijn er twee antibiotica nodig bij H.pylori infectie? (en PPI)

A

omdat:
antibiotica minder effectief is in een zuur millieu
er ontstaat snel resistentie bij monotherapie
er is een slechte penetratie van antibiotica in de mucuslaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Risicofactoren zure reflux

A

hernia diafragmatica
roken
overgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Consequenties zure reflux

A

reflux oesophagitis
barrets slokdarm
adenocarcinoom

31
Q

Wat zijn de functies van maagzuur?

A

destructie van pathogene bacterien en virussen en denaturatie van toxische eiwitten
verbreken van waterstofbruggen in voedingseiwitten
activering van pepsine en maag lipase
co secretie intrinsic factor

32
Q

Welke cel zorgt voor de HCL-secretie?

A

pariëtale cel

33
Q

Potentiële nadelen van maagzuur zijn…

A

beschadiging maagwand/oesophagus
ongewenste chemische reacties

34
Q

Cephale fase

A

vindt plaats wanneer je eten ziet/ruikt/voelt
30-40% van de maagzuursecretie wordt hierdoor gestimuleerd

35
Q

Gastrale fase

A

wordt geïnduceerd door rek van de maagwand en afbraakproducten van voedsel
meer dan 50% van de zuursecretie wordt hierdoor gestimuleerd

36
Q

Intestinale fase

A

er vindt remming van maagzuursecretie plaats
minder dan 10% van de zuursecretie wordt hierdoor gestimuleerd

37
Q

Medicijnen die de maagzuursecretie kunnen remmen zijn…

A

histamine/H2- receptor antagonisten
protonpomoremmer (omeprazol)

38
Q

Hoe kunnen NSAIDs leiden tot maag ulcera?

A

NSAIDs remmen COX1 (wat zorgt voor de synthese van PGE2), waardoor de beschermende werking van PGE2 verdwijnt

39
Q

Wat is de functie van de exocriene pancreas?

A

secretie van spijsverteringsenzymen in het duodenum
secretie van bicarbonaat in het duodenum

40
Q

De exocriene pancreas bestaat uit 2 type weefsel:

A

de acini: produceren enzymen, geactiveerd door CCK/gastrine
de ducti: produceren bicarbonaat, geactiveerd door secretine

41
Q

Wat is enterokinase?

A

enterokinase zit exclusief in het duodenum en heeft één substraat (tripsinogeen), wat tripsine activeert
tripsine activeert weer alle andere spijsverteringsenzymen

42
Q

Waar wordt vitamine B12 eerst aan gebonden in de maag? en waarom?

A

een R-eiwit, omdat de affiniteit van B12 voor dit eiwit het grootst is

43
Q

Hoe wordt vitamine B12 herkend door de receptor?

A

door de binding aan intrinsic factor in de dunne darm

44
Q

Wat kan (vooral bij ouderen) een oorzaak zijn van vitamine B12 deficientie?

A

een tekort aan intrinsic factor, waardoor vitamine B12 niet meer kan worden opgenomen. Dit wordt veroorzaakt door verlies van parietale cellen

45
Q

Wat is nodig voor de opname van vetten?

A

galzout en een goede pancreasfunctie

46
Q

Voor de opname van welke stoffen is vitamine D an belang?

A

calcium en fosfaat

47
Q

Wat houdt emulgatie in?

A

door middel van gal worden de grote vetdruppels kleiner gemaakt, om zo het oppervlakte waar de lipases op inwerken te vergroten

48
Q

Wat zijn symptomen bij een verhoogd bilirubine?

A

geelzucht, donkere urine, verkleurde feces, jeuk

49
Q

Bilirubine is…

A

het pigment in de gal wat ontstaat bij de afbraak van rode bloedcellen

50
Q

Welke stoffen komen verhoogd vrij bij schade van de hepatocyt?

A

ASAT en ALAT

51
Q

Wat is nodig om vetoplosbare vitamines op te nemen?

A

gal

52
Q

Ferritine is…

A

de stof waar Fe2+ aan bindt, zodat het niet meer beschikbaar is (irreveribele binding)

53
Q

IRP zorgt voor…

A

een versnelde afbraak van de stof ferritine, en dus stimulatie van de opname van ijzer vanuit het darmlumen

54
Q

Ferroportine is…

A

een ijzertransporter in de basaalmembraan, als deze actief is gaat Fe2+ de cel uit. Dit zorgt voor een verlaging van de ijzerconcentratie en een verhoging van de activiteit van IRPs

55
Q

Hoe remt hepcidine de ijzeropname?

A

doordat de intracellulaire concentratie van Fe2+ stijgt waardoor de IRPs worden geinactiveerd

56
Q

TFR1 receptor

A

bindt alleen transferrine dat is gebonden aan Fe3+
bindt ook HFE (human hemochromatosis protein)

57
Q

TRF2 receptor

A

bindt HFE, waaroor hepcidine in de bloedbaan terecht komt

58
Q

Hemochromatose

A

is een ziektedie wordt gekenmerkt door ongeremde ijzerabsorptie, door een mutatie in het HFE gen

59
Q

Wat is portale hypertensie?

A

stuwing in het portale systeem waardoor er vocht uittreedt

60
Q

Kenmerken van portale hypertensie zijn…

A

grotere milt met een verlaagd trombocytengehalte
spataders (vooral bij de slokdarm)
ascites

61
Q

Een hoog ferritine gehalte betekent…

A

dat er veel ijzer is opgeslagen in de organen

62
Q

Acute ondervoeding

A

er is sprake van een normale lengte, maar er is enorm veel gewichtsverlies

63
Q

Chronische ondervoeding

A

het gewicht is voor de lengte normaal, maar het gewicht en de lengte is voor de leeftijd te laag

64
Q

Wat houdt de eb fase in?

A

dit zijn de eerste uren na een acute ondervoeding.
er is een verlaagd metabolisme en een verminderd zuurstofgebruik ten gevolge van shock

65
Q

Waar bestaat de vloed fase uit?

A

katabole fase
herstelfase

66
Q

Wat houdt de katabole fase in?

A

er is een verhoging van het metabolisme en de zuurstofconsumptie (hypermetabolisme): spierweefsel afbraak, functieverlies van vitale organen, vertraging in herstel en afweer

67
Q

Wat houdt de herstel fase in?

A

dit is een anabole fase waarin het verhoogde metabolisme geleidelijk normaliseert
eetlust, motiliteit en fysieke activiteit nemen toe en er is dus weer een toename van spiermassa en eiwitsynthese

68
Q

Wat is het afkappunt voor ondervoeding bij kinderen?

A

<-2 SD

69
Q

Wat zijn de criteria voor ondervoeding bij volwassenen?

A

onbedoeld gewichtsverlies van meer dan 10% in de laatste 6 maanden of meer dan 5% in de laatste maand
BMI <18,5

70
Q

Wat is het meest geschikt om direct een indruk te krijgen van de voedingsstoestand?

A

bovenarmomtrek (BAO)
acute ondervoeding is uitgesloten bij >-1 SD
vals gewicht beïnvloed deze meting niet

71
Q

Waar kan een huidplooimeting worden gedaan?

A

biceps
triceps
subscapulair
supra-iliacaal

72
Q

Omstandigheden met een verhoogd risico op ondervoeding:

A

verminderde voedselinname
verhoogde voedingsbehoefte
abnormaal verlies van voedingsstoffen
behandelingen met verhoogd risico

73
Q

DD ondervoeding:

A

psychosociale problemen
organsiche eetproblemen
malabsorptie
braken
onderliggende ziekten