Week 2: H4 het strafprocessuele model Flashcards
1
Q
wat zijn de drie fasen die onder de term behandeling terterechtzitting vallen?
A
- het onderzoek ter terechtzitting
- de beraadslaging
- de uitspraak
2
Q
wat zijn de formele vragen of voorvragen van art. 348 Sv.?
A
- is de dagvaarding geldig?
- ben ik, rechter bevoegd om over de aan mij voorgelegde zaak te oordelen?
- is het OM/de OvJ ontvankelijk in de door hem ingestelde vervolging?
- Zijn er redenen om de vervolging te schorsen?
3
Q
wat zijn de materiele vragen of hoofdvragen van art. 350 Sv.?
A
- is het feit bewezen?
(zo ja:) - Levert het bewezene een strafbaar feit op?
(zo ja:) - is de dader strafbaar?
(zo ja:) - Welke sanctie dient te worden opgelegd?
4
Q
wat zijn de vier verschillende formele einduitspraken? (art. 349 Sv.
A
- de nietigheid van de dagvaarding
- de onbevoegdheid van de rechter
- de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie
- de schorsing van de vervolging
5
Q
Wat zijn de drie verschillende materiele of eind uitspraken die mogelijk zijn?
A
- veroordeling (art. 351 Sv): wanneer de rechter het tenlaste gelegde bewezen acht, strafbaar en de verdachte ook strafbaar acht.
- vrijspraak (art 352 lid 1 Sv): wanneer de rechter het ten laste gelegde niet bewezen acht (art 352 lid 1 Sv).
- ontslag van alle rechtsvervolging (art. 352 lid 2 Sv): wanneer het bewezen verklaarde (er is dus wel een bewezen verklaring) niet kwalificeerbaar is of als er sprake is van een strafuitsluitingsgrond.
6
Q
Wat zijn de vier functies van de dagvaarding?
A
- de persoonsaanduidingsfunctie
- de oproepingsfunctie
- de informatiefunctie
- de beschuldigingsfunctie